20460 |
minnaar |
hokker:
hokker (Q201p Wijlre)
|
minnaar; iemand met wie een vrouw leeft zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [minnaar] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20177 |
miskraam |
miskraam:
miskraom (Q201p Wijlre)
|
Miskraam: te vroegtijdige bevalling waarbij de vrucht niet levensvatbaar is (opslag, misval, misje, kwade kraam (miskraam). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
24929 |
modder, slijk |
moer:
mo͂r (Q201p Wijlre)
|
modder, mengsel van aarde, vuil, allerlei organische stoffen met water [plamei, debber, pladedder, moor, dedder, plamoes, moes, kwet, drabbik, dwal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17833 |
moe |
moe:
mö.yj (Q201p Wijlre)
|
moe [RND]
III-1-2
|
20331 |
moeder |
mam:
mam (Q201p Wijlre, ...
Q201p Wijlre,
Q201p Wijlre,
Q201p Wijlre),
mama:
mamma (Q201p Wijlre),
mem:
alleen bij arme mensen
mem (Q201p Wijlre),
moeder:
modder (Q201p Wijlre, ...
Q201p Wijlre,
Q201p Wijlre,
Q201p Wijlre,
Q201p Wijlre,
Q201p Wijlre),
moodder (Q201p Wijlre, ...
Q201p Wijlre)
|
(moeder;) Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || moeder [DC 03 (1934)] || moeder; (Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] || moeder; ik ga met mijn moeder naar de markt; volw. [DC 12a (1943)] || moeder; ik ga met moeder naar de markt; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || moeder; ik ga met moeder naar de markt; ± 10 jaar [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
22108 |
moederklok |
moederklok:
móderklok (Q201p Wijlre)
|
de moederklok in het duivelokaal? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20080 |
moederplant (saxifraga stolonifera meerb.) |
moederplantje:
mòdderplentje (Q201p Wijlre)
|
Moederplant (saxifraga sarmentosa). De plant heeft grote ronde bladeren en wijdvertakte trossen van fijne witte bloempjes met rode puntjes, twee van de bloemblaadjes zijn soms langer dan de overige. Volgens onze grootmoeders zo geheten, omdat de uitlopers [N 92 (1982)]
III-2-1
|
17567 |
moedervlek |
moedervlek:
mòddervelek (Q201p Wijlre)
|
Moedervlek: een aangeboren bruine vlek op de huid (moedermaal, peperkoor, pepervlek). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
22045 |
moeilijk ademhalen |
rochelen:
reuchele (Q201p Wijlre)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: moeilijk ademhalen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19100 |
moeite |
moeite:
meutə (Q201p Wijlre)
|
moeite; hij geeft zich moeite [DC 03]
III-1-4
|