e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wijlre

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ondereinde van de stam vot: vot (Wijlre) Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)] III-4-3
onderkussen, peluw hoofdpeluw: huijpel (Wijlre) hoofdpeluw III-2-1
onderlip onderste lip: ùngəšjtə lìp (Wijlre), ùngəštə lìp (Wijlre) onderlip [DC 01 (1931)] III-1-1
onderste balken van de schelf beierdshouter: bɛi̯ǝshǫu̯tǝr (Wijlre) De onderste balken van een schelf zijn ruwe, onbewerkte balken of boomstammetjes die op de gebintbalken rusten en naast elkaar gelegd de onderste laag van de schelf vormen. Zij zijn meestal rond. Zie ook het lemma "balken van de zolder boven de dorsvloer" (3.2.5). Zjidden is oorspronkelijk aan het Franse ''gîtes'' , dat in het volgend lemma in de term ''contre-gîtes'' voorkomt, ontleend, met herinterpretatie van de ''t'' tot een ''d'' vanuit het enkelvoud. Zie ook afbeelding 16.a bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schelf" (3.4.1).' [N 4, 68; N 4A, 13a; monogr.] I-6
onderstuk van een rijtuig burcht?: burg-bèrie (Wijlre) het onderstuk van een rijtuig [trein] [N 90 (1982)] III-3-1
onderwijzeres juffrouw: juffrouw (Wijlre) een vrouwelijke leerkracht aan een lagere school (basisschool) [meesteres, tietepoot, metres, meesterse] [N 90 (1982)] III-3-1
onderzoek onderzoek: ongerzeuk (Wijlre) alle naspeuringen in een zaak [onderzoek, visitatie] [N 90 (1982)] III-3-1
ondeugend, stout frech: vrèg (Wijlre) stout, niet gehoorzamend aan bevelen, vooral gezegd van kinderen [ondeugend, ondeugendig, deugnietachtig] [N 85 (1981)] III-1-4
ondeugende vrouw fluit: fluit (Wijlre) een vrouw die zich niet aan de zedelijke normen houdt, zich niet volgens deze gedraagt, en zich er niet aan stoort [loeter] [N 85 (1981)] III-1-4
ondiep dreeg: dręi̯ (Wijlre), niet diep: nēt˱ [diep] (Wijlre) De in dit lemma genoemde termen voor ondiep (kunnen) worden gebruikt in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Vaak kent men voor het verrichten van ondiep ploegwerk een speciale term. Zie daarvoor het volgende lemma. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 39 + 42a + 43 + 44 + 45 + 47; N 11A, 107b + 110a + b; N P, 12; A 20, 1c; Lu 1, 1c; A 23, 1c; A 27, 24b; Lu 5, 24b; monogr.] I-1