25045 |
schitteren |
schitteren:
sjittere (Q201p Wijlre)
|
een sterk, beweeglijk licht verspreiden zodat het pijn doet aan de ogen [schitteren, glariën] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18303 |
schoenen (mv.) |
schoenen (mv.):
schoon (Q201p Wijlre),
sjoon (Q201p Wijlre)
|
Hoe noemt men de schoenen? Maakt men verschil tusschen hooge en lage schoenen? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
22501 |
schoepen |
afstropen:
afsjtreupe (Q201p Wijlre)
|
Met een groep jongens door het veld, de bossen trekken met kwaad in de zin [schupen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24902 |
schoft, kwart van een werkdag |
kwart:
kwaat (Q201p Wijlre)
|
een vierde deel van een werkdag [schoft, schof, poos] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22371 |
schommel |
schokkel:
sjokkel (Q201p Wijlre, ...
Q201p Wijlre,
Q201p Wijlre),
sjokkəl (Q201p Wijlre, ...
Q201p Wijlre)
|
Het speeltuig bestaande uit een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft [schommel, touter, stuur, rui, boeis]. [N 88 (1982)] || Hoe noemt men het hier afgebeelde kinderspeelgoed, bestaande uit een touw dat, aan een balk of een boom tak gebonden, in een bocht naar beneden hangt, waarin kinderen graag heen en weer zweven? [DC 19 (1951)] || Soms is in de bocht van het touw een plankje of een bak bevestigd, waarop of waarin het kind zit. Noemt men deze vorm van het speelgoed misschien met een andere naam als de onder a getekende? [DC 19 (1951)]
III-3-2
|
22372 |
schommelen |
schokkelen:
sjokkele (Q201p Wijlre)
|
Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21277 |
school |
school:
šuəl (Q201p Wijlre)
|
school [RND]
III-3-1
|
21427 |
schoolhoofd |
hoofd der school:
hoof der sjoeël (Q201p Wijlre)
|
het hoofd van een lagere school [bovenmeester, bovenkoster] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21286 |
schoolkinderen |
schoolkinderen:
ṣu.əlkîŋər (Q201p Wijlre)
|
schoolkinderen [RND]
III-3-1
|
20354 |
schoondochter |
schoondochter:
schoondochter (Q201p Wijlre),
sjôendochter (Q201p Wijlre)
|
schoondochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|