24721 |
schors van naaldbomen |
schil:
sjel (Q201p Wijlre)
|
De schors van naaldbomen (schel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25069 |
schortvol |
schootvol:
sjoetvol (Q201p Wijlre)
|
de hoeveelheid die men in één keer in zijn schort kan vervoeren [schoot, schortvol, slip] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17637 |
schouder |
schouder:
sjou-ər (Q201p Wijlre),
sjouwer (Q201p Wijlre)
|
Hij gaf me een klap op mijn schouder. [DC 17 (1949)]
III-1-1
|
17638 |
schouderblad |
schouderblad:
sjowerblad (Q201p Wijlre)
|
Schouderblad: een der beide, driehoekige platte beenderen op de bovenrug die de schouders helpen vormen (schouderblad, schoft). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18133 |
schram |
krats:
krats (Q201p Wijlre)
|
Schram: streepvormige, zeer ondiepe verwonding van de bovenhuid (kras, schram, krab). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18136 |
schrammen |
schrammen:
sjrieme (Q201p Wijlre)
|
Schrammen: de bovenhuid zeer licht openrijten (schrammen, krassen, skrassen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17947 |
schrede |
schritt (du.):
sjrit (Q201p Wijlre)
|
Pas, stap: het plaatsen van de ene voet voor de andere bij het gaan (treden, tred, schrede, loop, stap). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21368 |
schreeuwen |
keken:
kèke (Q201p Wijlre)
|
luid en doordringend roepen, schreeuwen [kweken, kwaken, keken, schreien, krijten, krijsen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22482 |
schrikkeljaar |
schrikkeljaar:
sjrikkeljaor (Q201p Wijlre)
|
29 februari (in een schrikkeljaar). [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18871 |
schrikken |
verschrikken:
versjhrikke (Q201p Wijlre)
|
door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|