id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
25357 | slachtbank | slachtbank: šlaxbaŋk (Wijlre) | Bank of blok waarop vee geslacht of na het slachten uitgebeend en verdeeld wordt. [Veldeke 14, 43] II-1 |
25342 | slachten | geslacht: gǝšlax (Wijlre) | Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1 |
17871 | slag | klats: klats (Wijlre), oplawaai: oplawaai (Wijlre), slag: sjlaag (Wijlre), veeg: vèëg (Wijlre) | Klap. Hij gaf me een klap op mijn schouders. [DC 17 (1949)] || Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)] || Slag, klap: een slaande beweging met het doel om te treffen (gleer, smijt, klets, wiks, batter, bats, veeg, ketter, maai). [N 84 (1981)] III-1-2 |
24375 | slak | slak: sjlek (Wijlre), slek (Wijlre) | slak [DC 17 (1949)] III-4-2 |
24377 | slakkenhuis | karakol: krakol (Wijlre, ... ) | slakkenhuis [DC 17 (1949)] III-4-2 |
24378 | slang | slang: schlang (Wijlre) | Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)] III-4-2 |
24749 | slangewortel | aronskelk: aronskelk (Wijlre) | Slangewortel (calla palustris een 15 tot 30 cm hoge plant. De bladeren zijn hartvormig; de bloemen groeien in een kolf, de plant is tweeslachtig, omgeven door een schutblad; de rode bessen van de plant zijn giftig. Bloeitijd in mei en juni (kalle, arons [N 92 (1982)] III-4-3 |
17835 | slaperig | slaperig: sjlaoperich (Wijlre) | Slaperig: geneigd zijn tot slapen (slaperig, dommelig, dwaas, vaakluis). [N 84 (1981)] III-1-2 |
25216 | slecht dragend ijs | onbetrouwbaar ijs: unbetroewbaar (Wijlre) | slecht dragend ijs [papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4 |
18946 | slecht mens, slechte kerel | lage patroon: ⁄ne lège patroen (Wijlre) | iemand met een slecht karakter [schoef, schobbert, ontmens, galgenaas, slechterik, schoefel] [N 85 (1981)] III-1-4 |