19339 |
speels |
speels:
spiels (Q201p Wijlre)
|
geneigd tot spelen, tot rondspringen [dartel, speels, ondeugend] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20287 |
speen |
lots:
loetjs (Q201p Wijlre)
|
speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
dēm (Q201p Wijlre)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
24747 |
speenkruid |
speenkruid:
sjpeenkroet (Q201p Wijlre)
|
Speenkruid (ficaria verna 5 tot 25 cm hoog. De stengels zijn liggend of opstijgend; de bladeren zijn hart- of niervormig, ze zijn glanzend en lang gesteeld, met knolletjes in de onderste bladdeksels. De bloemen zijn talrijk, met vrij smalle kroonbladere [N 92 (1982)]
III-4-3
|
22101 |
spelen voor een prijs |
prijzen:
prieze (Q201p Wijlre)
|
Hoe heten de volgende combinatiemogelijkheden bij het inleggen/inzetten: spelen voor prijs? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22327 |
spelletje |
partijtje:
partieke (Q201p Wijlre)
|
Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20165 |
spenen |
afzetten:
aafzette (Q201p Wijlre),
spenen:
sjpienen (Q201p Wijlre)
|
Hoe heet verder: het apart zetten, spenen van de jongen? [N 93 (1983)] || spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)]
III-2-2, III-3-2
|
33513 |
sperziebonen |
leutbonen:
luitboone (Q201p Wijlre)
|
De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)]
I-7
|
20535 |
spetteren |
spetteren:
spettere (Q201p Wijlre)
|
sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22401 |
spiertje trekken |
lang of kort trekken:
lank of kot trekke (Q201p Wijlre)
|
Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|