21160 |
spoorweg |
spoorbaan:
sjpoorbaan (Q201p Wijlre)
|
een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19707 |
sport van een stoel |
regel:
reͅi̯gəl (Q201p Wijlre),
verbindingslat:
vərbendeŋslat (Q201p Wijlre)
|
ronde of vierkante latten, die soms de poten van een stoel aan de onderzijde verbinden [DC 19 (1951)]
III-2-1
|
19359 |
spotten |
lullen:
lülle (Q201p Wijlre),
spotten:
sjpotte (Q201p Wijlre)
|
de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
24249 |
spreeuw |
spreeuw:
sjprie-əw (Q201p Wijlre),
sprieuw (Q201p Wijlre),
mv.
sjpriewe (Q201p Wijlre, ...
Q201p Wijlre,
Q201p Wijlre)
|
Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)] || spreeuw
III-4-1
|
21352 |
spreken, praten |
kallen:
kallə (Q201p Wijlre, ...
Q201p Wijlre),
muilen:
mŏĕllə (Q201p Wijlre)
|
praten [DC 02 (1932)] || spreken; ik versta jullie niet, jullie moeten een beetje harder - [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
24994 |
sprenkelen |
besprinkelen:
besjprinkele (Q201p Wijlre)
|
druppelsgewijze uitstrooien, uitgieten [spuiten, sprenkelen, sprengen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24609 |
springzaad |
belzemien:
belsjemiene (Q201p Wijlre)
|
Balsemien (impatiëns balsemina). De bovenste bladeren niet in kransen om de stengel. De stengel groeit rechtopstaand, meestal weinig vertakt en ongeveer 1/2 m hoog of lager. De bloemen zijn rood, wit of gevlekt, haast altijd …gevuld", alleenstaand of in g [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24382 |
sprinkhaan |
sprinkhaan:
sjprinkhaan (Q201p Wijlre, ...
Q201p Wijlre)
|
sprinkhaan [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
21545 |
sprookje |
verhaalseltje:
verheulselke (Q201p Wijlre)
|
een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21007 |
spruiten |
spruitjes:
sjpruutjes (Q201p Wijlre)
|
spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)]
III-2-3
|