e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wijlre

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wimper plimp: plùmp (Wijlre, ... ) wimper [DC 01 (1931)] III-1-1
wind vots: vots (Wijlre) Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)] III-1-1
winderig weer wat waait het: wat wejt ⁄t (Wijlre) winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)] III-4-4
windstilte muisjesstil weer: muskes sjtil (Wijlre), windstil (weer): windsjtil (Wijlre) windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] || windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4
winkel winkeltje: winkelke (Wijlre) het huis of een gedeelte van een huis waar koopwaren in het klein worden verkocht [winkel, nering, doening] [N 89 (1982)] III-3-1
winst rabat (<du./it.): rabat (Wijlre) de opbrengst boven de kosten [winst, voordeel, bonheur, beneficie, rabat, avetje] [N 89 (1982)] III-3-1
winterkoninkje winterkoninkje: winterkuningske (Wijlre), winterköningske (Wijlre) Hoe heet de winterkoning? [DC 06 (1938)] III-4-1
winterwortelen moren: mūrǝ (Wijlre) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wippen wippen: wippe (Wijlre) Op, met een wip spelen [kwikkwakken, kweken, kwinkkwaken, kwikkelen, wiegschalen, wippen, kiegelen]. [N 88 (1982)] III-3-2
wispelturig geen vaste: gène vaste (Wijlre), wisselvallig: wisselvallig (Wijlre) nu eens kwaad, dan weer poeslief zijn [heupen] [N 85 (1981)] || steeds veranderend van stemming en doelstelling [hobbeleurig, wispelturig] [N 85 (1981)] III-1-4