e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wijlre

Overzicht

Gevonden: 2759
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zilverschoon ganzerik: ganzerik (Wijlre) Zilverschoon (potentilla anserina 15 tot 50 cm groot. De stengels zijn kruipend, met lange wortelende uitlopers; de bladeren zijn oneven geveerd, de blaadjes zijn gezaagd en aan de onderkant wit zijdeachtig behaard; de bloemen groeien afzonderlijk, zijn [N 92 (1982)] III-4-3
zilveruitje sint-jansuntje: S.t Jans untje (Wijlre), zilver-un: zilverun (Wijlre) [DC 13 (1945)] I-7
zin (lust) zin: zin haobe (Wijlre) het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)] III-1-4
zindelijk proper: proper (Wijlre) zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 86 (1981)] III-2-2
zingen fluiten: fluite (Wijlre), ve nachtegaal  fluiten (Wijlre), schwettelen: wwvorm;  sjwettelde (Wijlre) fluiten || het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)] || kwetteren III-4-1
zinnia (zinnia elegans jacq.) zinnia: sinnia (Wijlre) Zinnia (zinnia elegans). Gave, ongesteelde bladeren met kromme nerven. De bloemstelen zijn aan hun top opgezwollen. De bloemkorfjes zijn gevuld of enkel, met zeer brede lintbloemen van allerlei kleur (zinnia, zonneke, boerinnek, trapdeslevens). [N 92 (1982)] III-2-1
zitbank bank: baŋk (Wijlre) bank III-2-1
zitplaats van de duif plankje: plengske (Wijlre) de zitplaats van de duif? [N 93 (1983)] III-3-2
zogen, voeden (overg.) drinken laten: drinkelaote (Wijlre), laten drinken: laote drinke (Wijlre) borstvoeding geven: Een kind aan de borst voeden (minnen, de mem geven, houden). [N 84 (1981)] || gezoogd worden, aan de borst zijn, gezegd van zuigelingen [lodderen, mem lebben] [N 86 (1981)] III-2-2
zolder boven de dorsvloer overden: ø ̝vǝr[den] (Wijlre) De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32] I-6