19004 |
zich gedragen |
zich voegen:
sich veuge (Q201p Wijlre)
|
zich goed gedragen [zich voegen, zich gevoegen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18864 |
zich kwaad maken |
opdraaien:
opdrèjje (Q201p Wijlre)
|
zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17974 |
zich niet lekker voelen |
zich niet goed voelen:
neet gaod veule (Q201p Wijlre)
|
Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18982 |
zich schamen |
zich generen:
sich genéére (Q201p Wijlre)
|
zich verlegen of onbehaaglijk voelen tengevolge van het besef dat men iets doet of gedaan heeft dat tot oneer of spot strekt, of daar getuige van zijn [zich generen, schieten, sieneren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34339 |
zich schuren |
schuren:
šūrǝ (Q201p Wijlre)
|
Zich schuren tegen een paal of boom vanwege de jeuk, gezegd van het varken. [N M, 7]
I-12
|
19247 |
zich vergissen |
verdolen:
verdaole (Q201p Wijlre)
|
het mis hebben, zich vergissen [abuis hebben, zijn eigen misgissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20496 |
zich verslikken |
verslikken:
versjlikke (Q201p Wijlre)
|
Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18819 |
zich vervelen |
vervelen:
vervèle (Q201p Wijlre)
|
niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18842 |
zich verwonderen |
staan te kijken:
staon te kieke (Q201p Wijlre),
verbouwereerd kijken:
verbauwereerd kieke (Q201p Wijlre)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18219 |
zich warm aankleden |
dik aandoen:
dik adoun (Q201p Wijlre)
|
zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|