22079 |
duivenhok op een zolder |
duivenhok op de zolder:
doeve hok} op penne zolder (Q201p Wijlre)
|
een duivenhok op een zolder? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21993 |
duivenklok |
klok:
klok (Q201p Wijlre)
|
de klok van de speler? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22096 |
duivenkweker |
kweker:
kweeker (Q201p Wijlre)
|
een persoon die duiven houdt om te kweken en te verkopen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22014 |
duivenmand |
korf:
kürf (Q201p Wijlre)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een gewone duivenmand (bijv. om naar het inkorvingslokaal te gaan)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21970 |
duivenmelker |
duivenpiet:
doevepiet (Q201p Wijlre, ...
Q201p Wijlre)
|
een persoon die duiven houdt alleen voor zijn plezier? [N 93 (1983)] || Hoe heet de persoon die duiven houdt om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
slag:
sjlaag (Q201p Wijlre)
|
de inrichting met platform waarlangs de duiven het hok in- en uitgaan (pier, til)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
zij:
siej (Q201p Wijlre)
|
een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
duizelig:
duzelig (Q201p Wijlre)
|
Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20045 |
duizendschoon |
jonkertje:
jünkerkes (Q201p Wijlre)
|
duizendschoon (Dianthus barbatus L.) [N 92 (1982)]
III-2-1
|
21794 |
dulden |
uitstaan:
oetstao (Q201p Wijlre)
|
iemand dulden in zijn nabijheid, het kunnen uithouden [luchten, uithouden, uitstaan] [N 85 (1981)]
III-3-1
|