19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gəmèkkəlich (Q201p Wijlre),
op zijn gemak:
op si gəmaak (Q201p Wijlre)
|
gemakkelijk [DC 02 (1932)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
22441 |
gemaskerd persoon |
koekemom:
koekemoem (Q201p Wijlre)
|
Een persoon met een masker voor [maskeraad, mom, vastenavondsgek]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18945 |
gemeen |
laag:
lèg (Q201p Wijlre)
|
slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21718 |
gemeentebelasting |
gemeenteaanslag:
gemengte-asjlaag (Q201p Wijlre)
|
de belasting die slechts voor één gemeente of stad geldt [octrooi, binnenboek, gemeentelasten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21705 |
gemeentesecretaris |
secretaris:
sikretaris (Q201p Wijlre)
|
het hoofd van de secretarie [administratie] van een gemeente [griffier, secretaris, sikkeltaris, sik] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18958 |
gemene vrouw |
kreng:
kring (Q201p Wijlre)
|
een vrouw met een slecht en gemeen karakter [venijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18814 |
gemoed |
gevoel:
gevul (Q201p Wijlre)
|
het binnenste van de mens als zetel van zijn gevoel [moed, gemoed] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18817 |
genoegen (doen) |
content:
content (Q201p Wijlre)
|
tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18939 |
gereed |
vaardig:
vedig (Q201p Wijlre),
vèdig (Q201p Wijlre)
|
gereed, klaar [DC 03 (1934)] || klaar met een handeling die verricht moest worden, een handeling verricht hebbend [af, vaardig, klaar, teneinde, ree, verrig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25066 |
gering aantal, een paar |
paar:
e paar (Q201p Wijlre)
|
een gering aantal [paar] [N 91 (1982)]
III-4-4
|