25143 |
hagelbui |
hagelschuil:
hagelsjoel (Q201p Wijlre)
|
hagelbui [DC 16 (1948)]
III-4-4
|
20343 |
half- of stiefbroer |
halve broer:
hauve broor (Q201p Wijlre),
hawve broor (Q201p Wijlre),
stiefbroer:
sjteefbroor (Q201p Wijlre)
|
half- of stiefbroeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20344 |
half- of stiefzuster |
halfzuster:
haufzuster (Q201p Wijlre),
havzuster (Q201p Wijlre),
stiefzuster:
sjteefzuster (Q201p Wijlre)
|
half- of stiefzuster [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
32987 |
halm, stengel van de graanplant |
spit:
špit (Q201p Wijlre)
|
De graanhalm is de meestal ronde en gelede stengel van de te velde staande graanplant. Hier het algemene woord, dat veelal ook de benaming voor de gehele graanplant is. Een aantal termen (bv. spier, spit, ...) wordt niet alleen gebruikt voor de stengel van de te velde staande graanplanten, maar ook -en blijkens een niet gering aantal aar-opgaven wellicht nog meer- voor de geoogste en gedorste graanstengels, de strohalm; zie de toelichting bij het volgende lemma ''strohalm'' (1.3.2). Veelal zijn ze ook toepasselijk op de grasspriet (zie het lemma ''grasspriet'' (1.5) in aflevering I.3), enkele zelfs op de graankorrel (zie het lemma ''graankorrel'' (2.6) in deze aflevering). Voor een aantal plaatsen werd het tweelettergrepige ''spieren'' als enkelvoud opgegeven. Zie afbeelding 2, a. [N P, 4b; JG 1a, 1b; L 1, a-m; S 12; Wi 13; monogr.]
I-4
|
17627 |
hals |
haus:
haiws (Q201p Wijlre),
hàws (Q201p Wijlre)
|
hals [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18236 |
halssnoer |
kraal:
kral (Q201p Wijlre)
|
aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
25225 |
halve maan, eerste kwartier |
wassende maan:
wassende mòn (Q201p Wijlre)
|
schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25219 |
halve maan, laatste kwartier |
afgaande maan:
aafgoande mòn (Q201p Wijlre)
|
schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25261 |
halve pint, kwart liter, maat |
schopje:
sjupke (Q201p Wijlre)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 0,25 (=kwart) liter [kapper, halfje, schopje, dzozie, hoorn, neuker, neutel, bok, uppie, bak] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20820 |
ham, hesp |
droge schink:
drueg sjink (Q201p Wijlre)
|
hesp, ham (de bil v.e. geslacht varken)
III-2-3
|