20305 |
garde |
gard:
gard (Q108p Wijnandsrade),
roe:
roe (Q108p Wijnandsrade)
|
een garde, een bosje rijshout om kinderen mee te straffen [gard, roe, wies] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18206 |
gat in een kledingstuk |
lok:
loak (Q108p Wijnandsrade)
|
gat in een kledingstuk, bijv. een kous [N 86 (1981)]
III-1-3
|
21320 |
gebrekkig spreken |
hakkelen:
haggələ (Q108p Wijnandsrade),
stamelen:
sjtamələ (Q108p Wijnandsrade)
|
gebrekkig spreken [hakkelen, tottelen, stamelen, touwen, tatewalen, totteren, stotteren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19248 |
gedenken; gedachtenis |
gedenken:
gədenkə (Q108p Wijnandsrade)
|
terugdenkend aan overleden personen op bepaalde data [gedenken, geheugen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18916 |
gedwee |
gedwee:
gədwieë (Q108p Wijnandsrade)
|
blijken van onderworpenheid tonend, zonder nadenken opdrachten uitvoerend [gewillig, braaf, gedwee, gemakkelijk, goed, zacht] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18098 |
geelzucht |
geel verf:
geël verf (Q108p Wijnandsrade)
|
Geelzucht: ziekte die zich uiterlijk kenmerkt door de gele kleur die de huid aanneemt ten gevolge van de opneming der galkleurstof in het bloed (galzucht, galziekte, geluw, gele verf, geelverf, verf, geelaard, gele ziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18832 |
geestig |
geestig:
gêêstich (Q108p Wijnandsrade)
|
met fijnzinnige humor [koel, gevat, geestig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18964 |
geheimzinnig |
geheimzinnig:
gəheimzinnich (Q108p Wijnandsrade)
|
een verborgen betekenis hebbend, in het geheim geschiedend [bekeinsd, geheimzin-nig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18803 |
geheugen |
geheugen:
gehuəgə (Q108p Wijnandsrade)
|
het vermogen om zich dingen te herinneren [geheugen, memorie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19263 |
gehoorzamen |
luisteren:
loestərə (Q108p Wijnandsrade, ...
Q108p Wijnandsrade,
Q108p Wijnandsrade)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)] || gewillig of bereidwillig bevelen of aanwijzingen opvolgend, vooral gezegd van kinderen in betrekking tot ouders [gehoorzaam, gewarig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|