17729 |
scheel zien |
scheel kijken:
sjeël kiekə (Q108p Wijnandsrade)
|
Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op eenzelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, blieken, een bloem op het oog hebben). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18402 |
scheermes |
scheermes:
sjeërmets (Q108p Wijnandsrade)
|
een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
19070 |
schelden, schimpen |
schimpen:
sjimpə (Q108p Wijnandsrade)
|
op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18952 |
schelm |
rekel:
reëkəl (Q108p Wijnandsrade),
schelm:
sjelm (Q108p Wijnandsrade)
|
een persoon die allerlei streken uithaalt op een grappige manier en daarmee geen kwade bedoelingen heeft [kufer, rakker, rekel, schelm, dianter, loebas, brak] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33496 |
schil van een vrucht |
schil:
WLD
sjèl (Q108p Wijnandsrade)
|
De zachte huid van een vrucht (schil, schel, pel). [N 82 (1981)]
I-7
|
21440 |
schimpen |
schimpen:
sjimpə (Q108p Wijnandsrade)
|
op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18923 |
schipperen |
schipperen:
sjippərə (Q108p Wijnandsrade)
|
naar omstandigheden handelen, niet aan zijn beginsels vasthouden, maar alles rustig in het werk stellen om een oplossing te vinden [busselen, schipperen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20649 |
schol |
schol:
± WLD
sjol (Q108p Wijnandsrade)
|
Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)]
III-2-3
|
17648 |
schoot |
schoot:
sjoeət (Q108p Wijnandsrade)
|
Schoot: de ruimte in de bocht tussen onderlijf en dijen bij een zittend persoon (schoot, slip, slup). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17962 |
schop |
stamp:
sjtamp (Q108p Wijnandsrade)
|
Trap: harde stoot met de voet (trap, schop, stamp). [N 84 (1981)]
III-1-2
|