34314 |
jong varken |
kurre:
kørǝ (P172p Wilderen)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (P172p Wilderen)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20159 |
jongen |
jong:
jŏĕng (P172p Wilderen, ...
P172p Wilderen)
|
jongen (knaap) [ZND 01 (1922)] || jongen; een lamme - [ZND 29 (1938)]
III-2-2
|
21335 |
jood |
jood:
ie-jn jood, twie jode (P172p Wilderen, ...
P172p Wilderen),
jaud: cf. peau
ne jaud, twie joden (P172p Wilderen, ...
P172p Wilderen)
|
Een jood, twee joden, [ZND 27 1938)] || Een jood, twee joden. [ZND 27 1938)]
III-3-1, III-3-3
|
23211 |
judas |
judas:
nen djudas (P172p Wilderen),
’n zjudas (P172p Wilderen)
|
Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
20697 |
jus, vleesnat |
jeugd:
jeucht (P172p Wilderen)
|
vleesnat, jus [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
21912 |
kaal duivenjong |
kaal jong:
kōͅəljøŋk (P172p Wilderen)
|
Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
21047 |
kaam |
kaam/kamen:
kōm (P172p Wilderen),
kōmǝn (P172p Wilderen)
|
Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.]
II-2
|
20768 |
kaantjes |
kaaitjes:
koͅikəs (P172p Wilderen)
|
kanen [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
19791 |
kaars |
kaars:
kas (P172p Wilderen)
|
kaars [RND]
III-2-1
|