e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wilderen

Overzicht

Gevonden: 1278
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jong varken kurre: kørǝ (Wilderen) Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.] I-12
jonge kip pul: pøl (Wilderen) Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.] I-12
jongen jong: jŏĕng (Wilderen, ... ) jongen (knaap) [ZND 01 (1922)] || jongen; een lamme - [ZND 29 (1938)] III-2-2
jood jood: ie-jn jood, twie jode (Wilderen, ... ), jaud: cf. peau  ne jaud, twie joden (Wilderen, ... ) Een jood, twee joden, [ZND 27 1938)] || Een jood, twee joden. [ZND 27 1938)] III-3-1, III-3-3
judas judas: nen djudas (Wilderen), ’n zjudas (Wilderen) Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)] III-3-3
jus, vleesnat jeugd: jeucht (Wilderen) vleesnat, jus [ZND 36 (1941)] III-2-3
kaal duivenjong kaal jong: kōͅəljøŋk (Wilderen) Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
kaam kaam/kamen: kōm (Wilderen), kōmǝn (Wilderen) Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.] II-2
kaantjes kaaitjes: koͅikəs (Wilderen) kanen [Goossens 1b (1960)] III-2-3
kaars kaars: kas (Wilderen) kaars [RND] III-2-1