e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wintershoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
troep biggen in het algemeen nest: nęs (Wintershoven) In dit lemma wordt het begrip biggen of wat daarvoor in de plaats kan komen achter nest, toom enzovoorts niet gedocumenteerd. [N 19, 17; N 76, add.] I-12
troep kippen kudde: køt (Wintershoven) Varianten van kippen, hennen, hoenders enz. zijn niet gedocumenteerd. Zie hiervoor het lemma ''kippen'' (5.2.1). Alleen de benamingen voor troep zijn in dit lemma opgenomen. [N 19, 63; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; S 37; monogr.] I-12
trouwpak trouwkostuum: trōͅiwkəsty(3)̄m (Wintershoven) trouwkostuum [t trouwdinge, trouwpak] [N 23 (1964)] III-1-3
trui bloes: blūws (Wintershoven), vareuse (fr.): vərøəs (Wintershoven), wambuis: wāməs (Wintershoven) damestrui, kledingstuk zonder knopen [N 23 (1964)] || trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)] III-1-3
tuieren tuieren: tø̄rǝ (Wintershoven), vastbinden: važbei̯nǝ (Wintershoven) Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.] I-11
tuierpaal tuierpaal: tø̄rpul (Wintershoven), tuierpag: tø̄rpax (Wintershoven) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11
tuinkervel kelver: keͅləvər (Wintershoven) [Goossens 1b (1960)] I-7
tuinwant doornhaas: djōͅənə hāsə (Wintershoven), dōͅənə hāsə (Wintershoven) wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)] III-1-3
tuit tuitel: tøͅtəl (Wintershoven) tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] III-2-1
twee centiem cent: ps. omgespeld volgens Frings.  ən sēͅnt (Wintershoven) koperen munt van 2 centiem [N 21 (1963)] III-3-1