e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wintershoven

Overzicht

Gevonden: 1446
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zitvlak van een broek polder: pōͅldər (Wintershoven) zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)] III-1-3
zolder boven de dorsvloer sinkel: seŋǝl (Wintershoven) De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32] I-6
zomerkapmanteltje pelerine (<fr.): pɛldərin (Wintershoven), pɛlərin (Wintershoven) kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)] III-1-3
zomerkleren zomerkleren: zomərklēr (Wintershoven) zomerkleren [N 23 (1964)] III-1-3
zondagse kleren goede kleren: gūj klēr (Wintershoven) zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
zondagse schort cotonnade (fr.): kərtnə,tj (Wintershoven) schort, blauw-wit linnen zondagse schort [N 24 (1964)] III-1-3
zool van een schoen zool: zujl (Wintershoven) zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zult, preskop gerolde kop: geperste hoofdkaas  gəroͅldə koͅp (Wintershoven) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] III-2-3
zuring, groente sulker: sø.ləkər (Wintershoven) Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)] I-7
zuurkool zuurmoes: zūrmuu̯s (Wintershoven) ingemaakte witte kool [Goossens 1b (1960)] III-2-3