33307 |
schoffelmachine |
schoffelmachine:
sxufǝlmǝšin (P044p Zelem)
|
Eenvoudig duwgereedschap dat eruit ziet als een kruiwagen en bestaat uit een (of meer) schoffelijzer(s) aan een wiel, waaraan twee duwburries zitten en waarmee tussen rijen planten wordt gewied. [N 18, 47; N J, 8a; monogr.; add. uit N 18, 51]
I-5
|
33782 |
schoft |
schoft:
sxǫft (P044p Zelem)
|
Het benige uitsteeksel dat de hals van de rug scheidt, het hoogste punt van de ruggegraat. Zie afbeelding 2.17. [JG 1a, 1b; N 8, 14, 32.1 en 32.2]
I-9
|
33970 |
schoftriem |
schouderband:
sxǫu̯dǝrbant (P044p Zelem)
|
Leren band van het borsttuig die over de schoft van het paard heen loopt. [N 13, 53]
I-10
|
33977 |
schoftzadel |
zadel:
zǭl (P044p Zelem)
|
Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.]
I-10
|
34629 |
schokken |
slagen:
slāgǝ (P044p Zelem)
|
Gezegd van een kar of wagen. [N 17, 97]
I-13
|
17964 |
schokschouderen |
schokschouderen:
sxoͅksxoͅərə (P044p Zelem)
|
schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22371 |
schommel |
suur:
sūūr (P044p Zelem)
|
Schommel. [ZND m]
III-3-2
|
21277 |
school |
school:
tsxoͅl (P044p Zelem)
|
school [RND]
III-3-1
|
21286 |
schoolkinderen |
schoolkinderen:
sxo.lkindərə (P044p Zelem)
|
schoolkinderen [RND]
III-3-1
|
27939 |
schoor |
schuine steunbalk:
sxø̜nǝ stønbalǝk (P044p Zelem)
|
Schuine steunbalk tussen muurstijlen en regels. Zie ook afb. 47. [N 4A, 52c; N 31, 45d]
II-9
|