17911 |
persen |
werken:
werken (P177p Zepperen)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47]
I-11
|
28656 |
pershoning |
pershoning:
pāshǫwneŋ (P177p Zepperen)
|
Honing die men verkrijgt door de raten te persen, zodat de honing eruit loopt. Na verwijdering van de blanke, gave stukken raathoning doet men de onregelmatige stukken honingraat, nog niet verzegelde honing, open en gesloten broed, stuifmeelraten, grof werk, moerdoppen, dode bijen en ander afval in zakken van kaasdoek. Deze legt men in de honingpers, waarin ze onder grote druk de nog resterende honing prijs geven (De Roever, pag. 167). Deze geperste honing blijft echter na zeven en klaren toch een produkt van mindere kwaliteit. [N 63, 116b; N 63, 115d; N 63, 115c; JG 1a; monogr.]
II-6
|
24856 |
perzikkruid |
reutsel:
rø̜tsǝl (P177p Zepperen)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (P177p Zepperen)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
petersel:
peͅitərsel (P177p Zepperen),
peterselderie:
pētərseͅldəri (P177p Zepperen)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
21063 |
peul |
holster:
olstürs (P177p Zepperen)
|
de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)]
III-2-3
|
33508 |
peul, dop (znw) |
holster:
olstərs (P177p Zepperen),
schaal:
sxuəl (P177p Zepperen)
|
[Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
peulen:
puələ (P177p Zepperen, ...
P177p Zepperen)
|
[Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)]
I-7
|
33569 |
peulerwten |
kikkererwten:
kieͅkərēͅ.rtə (P177p Zepperen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
20662 |
peulvruchten afhalen |
aftrekken:
aaftrekke
ōͅftrɛkə (P177p Zepperen)
|
erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)]
III-2-3
|