e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zepperen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uieren beginnen te komen: bǝgent tǝ kōmǝ (Zepperen) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uitdrogen korsten: kostǝ (Zepperen) Gezegd van slecht deeg. [N 29, 29c; monogr.] II-1
uiteenploegen uiteenakkeren: ǭ ̝.tęi̯.n[akkeren] (Zepperen) Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.] I-1
uitgeteld zijn uit zijn van (de/haar) tijd: uit zijn van (de/haar) tijd (Zepperen) De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43] I-11
uitkomen uitkomen: ǭǝ.tkǫu̯mǝ (Zepperen) Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17] I-4
uitkomen van het broed uitkomen: ø̜ǝtkomǝn (Zepperen), uitlopen: uitlopen (Zepperen) Het uit de cellen komen van het rijpe broed. Als het broed rijp is, breekt het uit het stadium van pop. De bij wordt geboren als werkbij, koningin of dar. De werkbij komt na 21 dagen, de koningin na 15 à 16 dagen en de dar na 24 dagen te voorschijn. Soms kan er een kleine speling zijn in deze aantallen. De werkbij knaagt bij stukjes en beetjes het celdekseltje weg, de dar scheurt het zegel met de kaken geheel af en de koninginnepop stoot met één kopbeweging de cel, die eerst is rondgesneden, open. [N 63, 23c; Ge 37, 47] II-6
uitmaken wie mag beginnen kabelen: ve zulle tjoste kaebele (Zepperen), kiezen: kieze (Zepperen), opgooien: ve zulle tjoste opgooie (Zepperen), opwerpen: ve zulle tjoste opwerpe (Zepperen), tellen: telle (Zepperen) Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)] III-3-2
uitnodigen noden: neue (Zepperen), neuen (Zepperen) uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)] III-3-1
uitschelden hikken op: op imant hieeke (Zepperen), uitmaken: vor vanal eatmeake (Zepperen) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-3-1
uitspannen uitspannen: ǭǝ.tspanǝ (Zepperen) Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.] I-10