| 24471 |
bloem (alg.) |
bloem:
blumə (P177p Zepperen)
|
bloemen [RND]
III-4-3
|
| 25543 |
bloem mengen |
ondereendoen:
ǫndǝrējǝndøn (P177p Zepperen)
|
De verschillende soorten bloem die de bakker koopt, gaat hij mengen met het doel een zo goed mogelijk product te verkrijgen. Hij meleert de verschillende soorten bloem in bepaalde verhoudingen. Dit kan het beste gebeuren in de z.g.n. meleermachine. Men kan niet zo maar de verschillende bloemsoorten bij elkaar storten. Moet men met de hand mengen, dan is vereist de verschillende soorten eerst door elkaar te mengen. Stort men de bloem in de deegmachine , dan moet men deze enkele minuten laten draaien, waardoor men de soorten voldoende mengt (Schoep blz. 38)
II-1
|
| 33611 |
bloementuin |
bloemenhof:
bloemenof (P177p Zepperen)
|
bloemenhof [ZND 27 (1938)]
I-7
|
| 24649 |
bloemknop |
bloembol:
bloembol (P177p Zepperen),
bloembot:
(bloem)bot (P177p Zepperen),
bot:
bot (P177p Zepperen)
|
bot, knop [ZND 34 (1940)] || knop [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
| 21107 |
bloemkool |
bloemkool:
blumkoͅl (P177p Zepperen),
bloemkool
blumkoͅ.l (P177p Zepperen)
|
bloemkool als gerecht [N Q (1966)] || bloemkool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
| 19646 |
bloemperk |
bedje:
beͅtšəs (P177p Zepperen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
| 32945 |
blok, klos om het touw aan te spannen |
katrol:
kǝtrǫl (P177p Zepperen)
|
Het hulpmiddel dat dient om het touw waarmee de lading gebonden is nog strakker aan de spannen. Het gaat hier om een los stuk gereedschap, een klos, een katrol of een willekeurig ander stuk hout waaromheen of waardoorheen het touw wordt gehaald en aangetrokken. Voor dit doel kan ook de vregelstok worden gebruikt waaromheen het touw als met een knevel wordt aangedraaid. [N 18, 140; A 34, 10; add. uit N 17, 40; A 34, 9 en 12d; monogr.]
I-3
|
| 30027 |
blusbak |
bak:
bak (P177p Zepperen)
|
De houten of ijzeren bak waarin de kalk geblust wordt. De bak is doorgaans voorzien van een opening met schuif en rooster waarlangs men het kalk-watermengsel uit de bak kan laten stromen. Het rooster was volgens de invuller uit L 321 voor het opvangen van de rommel, het schuifje diende om de bak af te sluiten. De blusbak had in deze plaats de volgende afmetingen: 2,5 m lang, 1,75 m breed en 1 á 1,25 m hoog. [N 30, 32a; monogr.]
II-9
|
| 17882 |
blutsen |
blutsen:
blətse (P177p Zepperen, ...
P177p Zepperen),
butsen:
bətsə (P177p Zepperen)
|
De appels niet blutsen. [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
| 18143 |
bochel |
bult:
boeilt (P177p Zepperen, ...
P177p Zepperen),
buəlt (P177p Zepperen)
|
Hij heeft een bochel. [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|