23196 |
allerzielen |
allerzielen:
allerziele (P177p Zepperen),
allerzielə (P177p Zepperen),
alllerziele (P177p Zepperen)
|
Allerzielen. [ZND 19A (1936)]
III-3-3
|
22335 |
alles kwijt |
boet:
bouət (P177p Zepperen)
|
Hoe heet iemand die alles bij het spel (bijvoorbeeld bij het knikkeren) heeft verloren? [ZND 29 (1938)]
III-3-2
|
23254 |
altaar |
altaar (<lat.):
op den auëwtor (P177p Zepperen),
op dən ouetoor (P177p Zepperen)
|
Op het altaar (let op het geslacht!) [ZND 32 (1939)]
III-3-3
|
22712 |
andere spelen met bikkels |
zetten:
ander spel dat ook met kootjes gespeeld wordt
zeͅtə (P177p Zepperen)
|
Worden (werden) er nog andere spelen met dergelijke beentjes gedaan? [N R (1968)]
III-3-2
|
22708 |
andere voorwerpen in bikkelspel |
{z. toel.}:
met wervels van een stokvis en met kroonkurken
z. toel. (P177p Zepperen)
|
Wordt (werd) een dergelijk spel wel gespeeld, maar met andere voorwerpen? [N R (1968)]
III-3-2
|
20656 |
andijvie |
andijve:
andēͅvə (P177p Zepperen),
andijəve (P177p Zepperen, ...
P177p Zepperen)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
28580 |
angel |
angel:
aŋǝl (P177p Zepperen),
áŋǝl (P177p Zepperen),
āŋǝl (P177p Zepperen)
|
Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.]
II-6
|
24403 |
angel van bij of wesp |
angel:
angel (P177p Zepperen)
|
angel, van bij of wesp [ZND 32 (1939)]
III-4-2
|
23259 |
angelusklok |
engel des heren:
den eengel des heeëre leut (P177p Zepperen)
|
De angelusklok luidt. [ZND 32 (1939)]
III-3-3
|
33621 |
anjelier |
kernoffel:
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
kernoefel (P177p Zepperen)
|
Anjelier, Fr. oeillet, Lat. Dianthus [ZND 15 (1930)]
I-7
|