e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zepperen

Overzicht

Gevonden: 2267

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
allerzielen allerzielen: allerziele (Zepperen), allerzielə (Zepperen), alllerziele (Zepperen) Allerzielen. [ZND 19A (1936)] III-3-3
alles kwijt boet: bouət (Zepperen) Hoe heet iemand die alles bij het spel (bijvoorbeeld bij het knikkeren) heeft verloren? [ZND 29 (1938)] III-3-2
altaar altaar (<lat.): op den auëwtor (Zepperen), op dən ouetoor (Zepperen) Op het altaar (let op het geslacht!) [ZND 32 (1939)] III-3-3
andere spelen met bikkels zetten: ander spel dat ook met kootjes gespeeld wordt  zeͅtə (Zepperen) Worden (werden) er nog andere spelen met dergelijke beentjes gedaan? [N R (1968)] III-3-2
andere voorwerpen in bikkelspel {z. toel.}: met wervels van een stokvis en met kroonkurken  z. toel. (Zepperen) Wordt (werd) een dergelijk spel wel gespeeld, maar met andere voorwerpen? [N R (1968)] III-3-2
andijvie andijve: andēͅvə (Zepperen), andijəve (Zepperen, ... ) [Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] [ZND 32 (1939)] I-7
angel angel: aŋǝl (Zepperen), áŋǝl (Zepperen), āŋǝl (Zepperen) Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.] II-6
angel van bij of wesp angel: angel (Zepperen) angel, van bij of wesp [ZND 32 (1939)] III-4-2
angelusklok engel des heren: den eengel des heeëre leut (Zepperen) De angelusklok luidt. [ZND 32 (1939)] III-3-3
anjelier kernoffel: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  kernoefel (Zepperen) Anjelier, Fr. oeillet, Lat. Dianthus [ZND 15 (1930)] I-7