e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zepperen

Overzicht

Gevonden: 2267

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aanmelken aanmelken: āǝmølkǝ (Zepperen) Het maken van de eerste melkbewegingen bij een vaars die pas gekalfd heeft, gezegd van de boer. [N 3A, 61] I-11
aanranden aanhouden: aonhaaë (Zepperen), afwachten: aefwaachtə (Zepperen) aanranden [ZND 32 (1939)] III-3-1
aanspanningspunt, kam van de eg ring: ring (Zepperen) Het vooreinde, de kam of een ander onderdeel van de eg, waaraan de egketting of de trekhaak daarvan bevestigd wordt. Zie de afb. 57 en 58. [JG 1a + 1b add.; N 11A, 156a + b; monogr.] I-2
aanstaan aanstaan: da zal em aansteən (Zepperen) Dat zal hem gaden (bevallen, aanstaan). [ZND 35 (1941)] III-1-4
aanstieren laten springen: luǝtǝ sprɛŋǝ (Zepperen) Een jonge koe voor het eerst laten paren. [N 3A, 30b; monogr.] I-11
aanvliegen gaan hangen: gǭn hāŋǝ (Zepperen) Het zich neerzetten van de zwerm, nadat hij enige tijd gezwermd heeft. [N 63, 34a; N 63, 35] II-6
aanwassen op de tanden haken: hyø̜k (Zepperen) Knobbelvormige aanwassen op de tanden. Als de wrijfvlakken van de beneden- en bovenkaak elkaar niet geheel dekken, ontstaan door de ongelijkmatige afslijting scherpe haken op de hoektanden. Zij komen vooral voor vanaf zevenjarige leeftijd en ontwikkelen zich het sterkst als het paard negen jaar oud is. [JG 1b, 1c, 2c; N 8, 91] I-9
aanzetten bijwerken: bijwerken (Zepperen) Het toenemen van de raat of het groeien van het was na het begin. [N 63, 16b; N 63, 16c] II-6
aap aap: inən aop (Zepperen) Aap. [ZND 32 (1939)] III-3-2
aar aar: uǝr (Zepperen) Het bovenste deel van de halm van sommige graangewassen waarin zich de korrels bevinden. Ook als pars pro toto gebruikt voor de gehele halm, vergelijk de uitdrukking: "aren lezen". De varianten die met een d- beginnen hebben een aangehecht lidwoord. Zie afbeelding 2, e. [JG 1a, 1b; Wi 14; monogr.; add. uit L 25, 15] I-4