21335 |
jood |
jood:
en joet, twie joede (P177p Zepperen, ...
P177p Zepperen),
ənə jaud, twi jaude (P177p Zepperen, ...
P177p Zepperen)
|
Een jood, twee joden, [ZND 27 1938)] || Een jood, twee joden. [ZND 27 1938)]
III-3-1, III-3-3
|
23211 |
judas |
judas:
ənə d’zjudas (P177p Zepperen),
als in Jean
innen judas (P177p Zepperen)
|
Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
21336 |
juffrouw |
juffrouw:
joeffroo (P177p Zepperen),
juffrauw (P177p Zepperen)
|
juffrouw [ZND 27 (1938)]
III-3-1
|
18192 |
jurk |
kleed:
ië blauw kleed (P177p Zepperen),
ə bloo kleed (P177p Zepperen)
|
blauw kleed [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
17603 |
kaakbeen(rand) |
kaaksbeen:
kaeksbeen (P177p Zepperen)
|
Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en de kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [Lk 05 (1955)]
III-1-1
|
21912 |
kaal duivenjong |
kwakjong:
kwakju.ŋk (P177p Zepperen)
|
Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
21047 |
kaam |
kaam/kamen:
kǫǝm (P177p Zepperen),
kǭm (P177p Zepperen)
|
Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.]
II-2
|
20768 |
kaantjes |
kaaitjes:
kyəkəs (P177p Zepperen)
|
kanen [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
19791 |
kaars |
kaars:
kās (P177p Zepperen)
|
kaars [RND]
III-2-1
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaartspelen:
kâ:t speɛlə (P177p Zepperen)
|
kaarten [RND]
III-3-2
|