e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zepperen

Overzicht

Gevonden: 2267
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jood jood: en joet, twie joede (Zepperen, ... ), ənə jaud, twi jaude (Zepperen, ... ) Een jood, twee joden, [ZND 27 1938)] || Een jood, twee joden. [ZND 27 1938)] III-3-1, III-3-3
judas judas: ənə d’zjudas (Zepperen), als in Jean  innen judas (Zepperen) Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)] III-3-3
juffrouw juffrouw: joeffroo (Zepperen), juffrauw (Zepperen) juffrouw [ZND 27 (1938)] III-3-1
jurk kleed: ië blauw kleed (Zepperen), ə bloo kleed (Zepperen) blauw kleed [ZND 32 (1939)] III-1-3
kaakbeen(rand) kaaksbeen: kaeksbeen (Zepperen) Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en de kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [Lk 05 (1955)] III-1-1
kaal duivenjong kwakjong: kwakju.ŋk (Zepperen) Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
kaam kaam/kamen: kǫǝm (Zepperen), kǭm (Zepperen) Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.] II-2
kaantjes kaaitjes: kyəkəs (Zepperen) kanen [Goossens 1b (1960)] III-2-3
kaars kaars: kās (Zepperen) kaars [RND] III-2-1
kaarten (ww.) kaartspelen: kâ:t speɛlə (Zepperen) kaarten [RND] III-3-2