22789 |
kegels (mv.) |
kegels:
accent circonflexe op eerstvolgende klinkerteken
bə də ke.gəls wjűnt nimɛ gəsp^ɛ:lt (P177p Zepperen)
|
met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND]
III-3-2
|
19664 |
kelder |
kelder:
koͅldər (P177p Zepperen)
|
kelder [RND]
III-2-1
|
21283 |
kerel |
kerel:
keirel (P177p Zepperen),
kial (P177p Zepperen),
kja.l (P177p Zepperen)
|
Een sterke kerel [ZND 27 (1938)] || kerel [RND]
III-3-1
|
29111 |
keren |
draaien:
driajǝ (P177p Zepperen),
dręjǝ (P177p Zepperen)
|
Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW]
II-7
|
23298 |
kerkklok |
klok:
de kleipel van de klok (P177p Zepperen),
de klöpel van de klok (P177p Zepperen)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
22803 |
kermis |
kermis:
kɛrəməs (P177p Zepperen)
|
kermis [RND]
III-3-2
|
23242 |
kerstmis |
kerstmis:
kjossemes (P177p Zepperen)
|
Kerstmis. [ZND 42 (1943)]
III-3-3
|
32783 |
kettingeg, weide-eg |
kettel[eg]:
kętǝl[eg] (P177p Zepperen)
|
De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ´akkersleep, weidesleep´ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.]
I-2
|
19496 |
keukenrek |
bred:
briət (P177p Zepperen),
reebank:
rīəbaŋk (P177p Zepperen)
|
de plank waarop het keukengerief wordt gezet [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
18208 |
kiel |
kiel:
kiel (P177p Zepperen, ...
P177p Zepperen)
|
kiel (kledingstuk voor mannen) [ZND 27 (1938)]
III-1-3
|