e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K361p plaats=Zolder

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
proppenschieter klots: klots (Zolder), Er bestaan ook klotsberen: bessen die goed "klotsen"- de kunst is in de natuur de juiste bessen te vinden (geen vlierbessen!)  klots (Zolder), Vgl. klódzbee.r.  en klóts (Zolder), vgl. pag. 175 sub hullentu.l: (vero. (nu: klótsenhoo.t, klódzbeerenhoo.t), vlierbessenstruik, vlierboomhout; id. Zonh., waar het nog niet vero. is. Vgl. Du. Holunder, Mnl. hol(l)endere; vgl. Du. höhlen, uithollen (de vliertak werd uitgehold om er klótsen, proppenschieters, van te maken).  klóts (Zolder) [SND (2006)]1. Proppenschieter: uitgeholde stok met stamper uit vlierhout, waardoor men met een knal klódzbee.re [klapbes, vlierbes, bes van vuilboom (of sporkenhout)] schiet. || ? [SND (2006)] || Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)] III-3-2
proppenschieter add. klotsen (ww.): Wulle ve es vur et weùtst klótse: om het verst met proppen schieten.  klótse (Zolder) 2. Met de klóts (vlierhouten proppenschieter) schieten. III-3-2
prostituée hoer: hoer (Zolder), hōēr (Zolder) prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 115 (2003)] III-2-2
provisiekast, etenskast kadol: kədoͅl (Zolder), schap: sxāp (Zolder, ... ), schapraai: sxaprāi̯ (Zolder) voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)] III-2-1
pruik pruik: preuk (Zolder) Pruik. Kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [pruik, calotte, toupet] [N 114 (2002)] III-1-3
pruimtabak sjiek: šik (Zolder  [(Zolder)]   [Maurits]), sjiektoebak: šiktubak (Zolder  [(Zolder)]   [Zwartberg]) Tabak die geschikt is om gepruimd te worden. De mijnwerker gebruikte pruimtabak ondergronds ter vervanging van de sigaret. Volgens Dieteren 1984 (pag. 60) stopten de mijnwerkers in het begin van de Limburgse mijnbouw pruimtabak achter hun kiezen als bescherming tegen het gevaarlijke stof. [N 95, 965] II-5
prutsen frutselen: met onozelheden bezig zijn  frutselen (Zolder), prutsen: wat zicht ge daar zoo stillekes uit, wat zijt ge weer aan `t vernielen  prutsən (Zolder) prutsen: uitspraak [ZND 40 (1942)] III-1-4
puimsteen puimsteen: pø̜jmstin (Zolder), pǫwmstīn (Zolder) Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.] II-9
pungel sneebors: snēbǫrs (Zolder  [(Zolder)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) De tas of samengeknoopte handdoek waarin de mijnwerker zijn spullen naar de mijn meeneemt. Volgens een informant van Q 121 vormen een broek, jasje, hemd, sokken, halsdoek en stukje klokzeep, samengebonden in een blauw geruite handdoek, de pungel. De "sneebors" uit K 361 is een speciale broodzak, een tas die alleen voor boterhammen wordt gebruikt. [N 95, 69; monogr.; Vwo 124; Vwo 579] II-5
punt van het blad van de zeis punt: pønt (Zolder), tip: tøp (Zolder) De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3