e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zolder

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoorn van de koe hoorn: hō.rǝn (Zolder), hōrǝs (Zolder) [N 3A, 106a; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 27, 25; S 15; Wi 14; monogr.] I-11
horrelvoet paardsvoet: peersvoet (Zolder) Misvormde voet (hompelvoet, horrelvoet, paardevoet, klompvoet). [N 107 (2001)] III-1-2
hotsen hodderen: op en neer bewegen, dokkeren  hóddere (Zolder), hotselen: hotselen (Zolder), schokkelen: schokken van voertuigen: tram, kar  schóggele (Zolder) Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, hobbelen, stokken) [N 108 (2001)] III-1-2
houden van gaarne zien: imaənd giərə zīn (Zolder), houden van: Heje huld veul va vaijer en moeijer, va Pa en Moe, van Nonk en Tant, va Miester en boerman, vanne tummerman (Zolder), hij hodt veul va Vajer, va moejer, va Pā en va moeier, va nonk en tant, van ne mièster en geboer, van ne timmerman (Zolder) Hij houdt veel van Vader en Moeder, van Pa en Moe, van Oom en Tante, van Meester en Buurman, van den Timmerman [ZND 44 (1946)] || Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)] III-3-1
houtduif bosduif: bósdouf (Zolder), holduif: hoolduif (gew.uitspr.) (Zolder) Bosduif (wilde duif, houtduif). || houtduif III-3-2, III-4-1
houten raamwerk jok: jōk (Zolder) Toestel van stokken vervaardigd dat men sommige dieren b.v. varkens om de hals doet om ze te beletten door hagen te breken. [L 36, 29; monogr.] I-12
houten stamper patattenstamper: patatǝstampǝr (Zolder) Houten stamper om aardappelen voor de varkens mee tot puree te stampen. [N 18, 133; N 18, 134; S 20, add.; monogr.] I-12
houtrong mannetje: mɛnǝkǝ (Zolder, ... ), romblok: rǫmblǫk (Zolder) Werd vooraan op de hoogkar geplaatst wanneer men hout wilde vervoeren. De houtrong bestaat uit een rongblok, twee rongstokken en een raam. De twee rongstokken bevinden zich aan weerszijden van het rongblok; het rechthoekig of trapeziumvormig raam staat in het midden op het rongblok. Dit raam beschermt het paard tegen de druk van de lading, terwijl de rongen de lading op haar plaats houden. Hoewel bij heel wat opgaven een betekenisaanduiding gegeven wordt, is het vaak onduidelijk of twijfelachtig wat er precies bedoeld wordt, omdat sommige woordtypen zowel als benaming voor "houtrong in zijn geheel" als voor "rongblok" en "raam" voorkomen. Toch is hier gekozen voor een vierdeling van het lemma: de opgaven waarbij geen betekenisindicatie gegeven werd, zijn vooraan geplaatst; de opgaven waarbij die indicatie er wel was, zijn naargelang de betekenis ondergebracht onder A. de houtrong in zijn geheel, B. het rongblok of C. het raam. [N 17, 7a-b + 40 + add; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2c] I-13
houtskoolstrijkijzer (strijk)ijzer bet houtskool: (strē̜.k)ē̜.zǝr bę hō.tskō.l (Zolder) Hol persijzer dat door houtskool verhit wordt. Het gebruik ervan valt te ontraden (Gerritse, pag. 32), omdat het inademen van de houtskolendamp ongezond is, het ijzer onregelmatig verhit wordt en het gevaar bestaat dat de klep openvalt, waardoor brandende houtskool op het werk kan vallen. De informant van Q 198 merkt op een houtskoolijzer te gebruiken dat al ruim een eeuw oud is. [N 59, 21a; N 59, 20; monogr.] II-7
houtsnip bossnep: bossnep (Zolder) houtsnip III-4-1