e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zolder

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knikker scheut: ne scheu.t (Zolder), scheut (Zolder), Bij schîê.te, scheu.tespee.le, knikkeren.  scheu.t (Zolder), knikkeren = me scheute schiete, /  scheute (Zolder), Védze; kuilke schie.te, sláng schie.te, muu.rke tétse.  scheu.te spee.le (Zolder) [SND (2006)]1. Knikker. || Knikker: de kleine (van steen of glas). [ZND 16 (1934)] || knikkers [SND (2006)] || Lievelingsspel 5. [SND (2006)] III-3-2
knikkeren klotsen: klotsen (Zolder), met scheuten schieten: knikkeren = me scheute schiete, /  me scheute schiete (Zolder), scheutenspelen: Sub scheu.t.  scheu.tespeele (Zolder), Védze; kuilke schie.te, sláng schie.te, muu.rke tétse.  scheu.te spee.le (Zolder), schieten: schîe.te (Zolder) / [SND (2006)] || 1. Schieten: een vorm van knikkeren, z. scheu.t (2). || Knikkeren. || Lievelingsspel 4. [SND (2006)] || Lievelingsspel 5. [SND (2006)] III-3-2
knikkerkuiltje kuiltje: kuilke (Zolder), kùlke (Zolder), Zulle ve kuilke schîe.te of védze: de knikkers in het knikkerputje stuiten: paar wint, onpaar verliest.  kuilke (Zolder) het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke] [N 112 (2006)] || Kuiltje, knikkerputje. III-3-2
knikkers laten rollen trullen: trulle (Zolder) knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen] [N 112 (2006)] III-3-2
knikkertermen bijpoten: Bè òch spee.l ich nemie, gië poet altèt bèè.! (Vgl. het absolute verbod om dit te voorkomen: bie-poet! Zonh. bèè.stoepe.  bèè.poete (Zolder), muurtje titsen: Sub tétse.  mûû.rke tétse (Zolder), Waarbij de knikker tegen een muur geworpen werd en een handspan winst betekende.  mūūrke tétse (Zolder), tik en span: tik-én-span (Zolder) (Knikkert.) De afstand van waarop men moest knikkeren (schîe.te) verkorten, door zijn hand naar voren te schuiven. || (Knikkert.) tw., gezegd als men de knikker van een tegenspeler had geraakt, en men de afstand tussen diens en de eigen knikker met een spanbreedte kon overbruggen. || knikkers laten stuiteren in het knikkerspel [bonken, kletsen] [N 112 (2006)] || Knikkerwerpspel tegen muur. III-3-2
knikkerzakje beurs: bórs (Zolder), scheutenbeurs: scheu.tebórs (Zolder) Beurs; zakje voor geld, knikkers. || Knikkerzakje. III-3-2
knipogen een oogje pitsen: ən øgskə pitsən (Zolder) knipogen (een oog dichtdoen als teken van verstandhouding) [ZND 28 (1938)] III-1-1
knippatroon patroon: pǝtrun (Zolder) Een naar de vereiste vorm geknipt of te knippen stuk papier, waarnaar de stof voor kledingstukken geknipt wordt. [N 59, 48a; N 62, 4; MW; monogr.] II-7
knippen, snijden snijden: snęjǝ (Zolder) Het uitsnijden van het patroon uit de stof of de stof met de schaar volgens patroon in stukken verdelen. Het object stof, patroon, kleed, stuk is bij de woordtypen knippen en snijden niet gedocumenteerd. [N 59, 50; N 62, 3; Gi, 1.IV, 21; MW] II-7
knipvlies liesje: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  et lieske (Zolder) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: knipvlies (derde ooglid dat zichtbaar wordt)? [N 93 (1983)] III-3-2