18287 |
korte broek |
korte broek:
korte broak (K361p Zolder),
ən koͅrtə brok (K361p Zolder)
|
een korte broek [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18216 |
korte laars |
get:
gèt (K361p Zolder),
gètten (K361p Zolder),
strump:
strumpen (K361p Zolder)
|
Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
18600 |
korte onderbroek? |
korte onderbroek:
korte onərbrok (K361p Zolder)
|
onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18562 |
korte overjas |
driekwartjas:
dreͅikwàrt jas (K361p Zolder),
halve overjas:
hàlvən ø͂ͅverjàs ut pardəsystoͅf (K361p Zolder),
hàlvən ø͂ͅverjàs ut àlərlē dekstof (K361p Zolder)
|
korte overjas (hoe zag deze eruit, van welke stof was deze gemaakt) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
22149 |
korte zijkant van de mand |
zijkant:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
de zeika.nt (K361p Zolder)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: korte zijkant van de mand? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21978 |
korteafstandsvlucht |
vitessespel:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
et vetésspee.l (K361p Zolder),
vitessevlucht:
vietésvlu.cht (K361p Zolder),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
en vetésvlucht (K361p Zolder)
|
korte afstandsvlucht (minder dan 100 km)? [N 93 (1983)] || Snelheidswedvlucht (voor duiven).
III-3-2
|
34520 |
kortwieken |
afsnijden:
afsnē̜i̯ǝ (K361p Zolder),
afsnęi̯ǝn (K361p Zolder)
|
Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.]
I-12
|
34078 |
kossem |
lel:
lɛl (K361p Zolder)
|
Huidplooi of kwab onder de hals van een rund. [N 3A, 107]
I-11
|
21657 |
kosten |
gelden:
ps. omgespeld volgens Frings.
gø~lə (K361p Zolder)
|
Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23274 |
koster |
koster:
de kuster (K361p Zolder),
de köster (K361p Zolder),
k^ö.stər (K361p Zolder)
|
koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)]
III-3-3
|