id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17609 | neus (spotnamen) | gevel: gevel (Zolder), i.e. lange, forse neus. gië.vel (Zolder), snuit: lang snot (Zolder) | een lange neus [ZND 39 (1942)] || neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk, koker, kuit, gevel). [N 106 (2001)] III-1-1 |
34222 | neusklem | ring: ręŋk (Zolder) | Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d] I-11 |
34370 | neusring | neusring: nø̄sreŋk (Zolder) | Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.] I-12 |
17613 | neusvleugel | neusvleugel: neusvleugel (Zolder), (j.) neusvleu.gel (Zolder) | Neusvleugel: beweeglijke buitenwand van een neusgat (neusvleugel, neusvleuger) [N 106 (2001)] III-1-1 |
20482 | nicht | nicht: nigt (Zolder) | nicht; de kinderen van een oom of tante [ZND 11 (1925)] III-2-2 |
34208 | nierbekkenontsteking | triets: trits (Zolder) | Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43] I-11 |
34153 | niet behouden | herlopen (ww.): hęrlupǝ (Zolder) | Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b] I-11 |
34154 | niet drachtig | muntig: mø.ntex (Zolder) | [JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.] I-11 |
29101 | niet glad | bol: bǫ.l (Zolder) | Niet glad, gezegd van een zak of soms van een colbert, onder in de ronding. [N 59, 96; N 59, 104] II-7 |
29100 | niet glad hangen | blazen: men zegt van een colbert: diǝn bluǫst (Zolder), optrekken: optrɛkǝ (Zolder), rimpelen: rempǝlǝ (Zolder), trekken: trękǝ (Zolder) | Het niet glad afhangen van het colbert onder in de ronding. [N 59, 96; N 59, 104] II-7 |