e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zolder

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paus paus: de paus (Zolder), də pous (Zolder) De paus. [ZND 40 (1942)] III-3-3
pauwstaart pauwstaart: [Vgl. Van Dale: pauwstaart, 2. ras van duiven die de staart waaiervormig kunnen openspreiden (Columba tremula)].  poostért (Zolder), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  poo stért (Zolder) Kent U daarin diverse variëteiten of rassen? Welke? Geef naam en eigenschappen. [N 93 (1983)] || Pauwstaart: witte duif met staart in waaiervorm. III-3-2
peen, wortel poten: poete (Zolder) I-7
peetoom peteren: peteren (Zolder) peter (doopvader) [ZND 05 (1924)] III-2-2
peettante peet: pêt (Zolder) meter (doopmoeder) [ZND 05 (1924)] III-2-2
pek teer: tar (Zolder) De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38] II-10
pekdraad pekdraad: pɛkdrǭt (Zolder), teerdraad: tardrǭt (Zolder) De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39] II-10
penis bizzeke: Kinderwoord.  bizzeke (Zolder), buidel: Schertsend.  buu.gel (Zolder), charel: Schertsend  sjaa.rel (Zolder), dingetje: Kinderwoord. Onschuldig.  dingske (Zolder), kril: krél (Zolder), lul: lu:l (Zolder), pietje: Kinderwoord; voor jongens.  pieteke (Zolder), voor jongens.  pieteke (Zolder), pik: Plat  pik (Zolder), pin: Plat  pin (Zolder), pipitje: Kinderwoord. Onschuldig.  piepieke (Zolder), pisje: Onschuldig.  piske (Zolder), pissertje: pisserke (Zolder), staart: B.v. aster mer e vrolieken ziet, stiet zene stert als steef.  stért (Zolder), staartje: stérteke (Zolder), stompje: Meestal denigrerend.  stu.mpke (Zolder), tap: Grof, eig. paardenlul.  tap (Zolder), trompet: Schertsend.  trómpèt (Zolder), vogeltje: Kinderwoord.  veu.gelke (Zolder) [N 10c (1995)]mannelijke geslachtsorgaan [gemach, gemaacht] [N 10c (1995)] III-1-1
pennenhouder pennenstok: pennestek (Zolder, ... ) pennenhouder [ZND 40 (1942)] III-3-1
penningencontroleur, penningenontvanger marqueur: markø̄r (Zolder  [(Zolder)]   [Eisden]) De man die de penningen innam voor controle. [N 95, 47; N 95, 44; N 95, 125; monogr.] II-5