18133 |
schram |
schram:
schram (K361p Zolder)
|
Schram: streepvormige, zeer ondiepe verwonding van de bovenhuid (kras, schram, krab, krets). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18136 |
schrammen |
krabben:
krabben (K361p Zolder)
|
Schrammen: de bovenhuid zeer licht openrijten (schrammen, (s)krassen, krabbe(le)n). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21368 |
schreeuwen |
schreeuwen:
sxrēvǝ (K361p Zolder),
sxrīvǝ (K361p Zolder)
|
Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
24373 |
schrijvertje |
schrijvertje:
schrèè.verke (K361p Zolder)
|
schrijvertje: Hoe noemt u in uw dialect het zilveren torretje dat in groepjes kringelende bewegingen maakt op het wateroppervlak? Het lijf van het insect ligt op het water waardoor de pootjes niet te zien zijn. [N100 (1997)]
III-4-2
|
33816 |
schrikachtig |
schouw:
sxǭ (K361p Zolder)
|
Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k]
I-9
|
22482 |
schrikkeljaar |
schrikkeljaar:
schrikkeljoeër (K361p Zolder)
|
Schrikkeljaar.
III-3-2
|
19536 |
schrobbezem |
schrobborstel:
sxroͅp˂boͅrsəl (K361p Zolder)
|
bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
32593 |
schudden met de riek |
schudden:
sxø̜dǝ(n) (K361p Zolder)
|
Bij het mest spreiden maakt men met de riek telkens al schuddende een slingerende beweging. [N M, 12b; N 11A, 24; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
28346 |
schudgootmotor |
bakkenmoteur:
bakǝmotø̜̄r (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
De vaak door perslucht aangedreven motor die de schudgoten in beweging brengt. Volgens de invuller uit Q 202 was de "rutschenmotor" voor de opwaartse beweging van de schudgoot verantwoordelijk en de "tegencilinder" voor de neerwaartse. De "Flottmannmotor" of "hubmotor" werd volgens de respondent uit Q 113 evenwijdig ten opzichte van de schudgoot geplaatst, de "Eickhoffmotor" daarentegen haaks op de goot. [N 95, 613; monogr.; N 95, 618; N 95, 619]
II-5
|
28093 |
schuifpijler |
ripinstallatie:
repenstalā.si (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Laura, Julia])
|
Pijler waarin het transportmiddel niet uit elkaar wordt genomen en verlegd, maar in zijn geheel in de richting van het koolfront wordt verschoven. Telkens wanneer een pand ontkoold is, wordt het vervoermiddel weer tot tegen de koolwand geschoven. Volgens de invuller uit Q 15 was het transportmiddel in een schuifpijler zelden een transportband, maar meestal een kettingtransporteur, omdat er dan minder gevaar bestond dat het geheel bij het verschuiven uit elkaar zou vallen. [N 95, 608; N 95, 535 add.]
II-5
|