24473 |
blauwe bosbes |
bosbeer:
verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2
boschbéren (K361p Zolder)
|
bosbes, alg. [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
24122 |
blauwe reiger, reiger |
reiger:
regəl (K361p Zolder)
|
reiger [ZND 41 (1943)]
III-4-1
|
17691 |
blazen |
niet plat liggen:
ni plat legǝn (K361p Zolder)
|
Oneffen liggen, van kleding gezegd. [N 59, 189]
II-7
|
33780 |
blijvend gebit |
volzatten:
vǫlzatǝ (K361p Zolder)
|
Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b]
I-9
|
22049 |
blijvende ontkleuring van een oog |
bleek oog:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
en blieke ōēch (K361p Zolder)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: blijvende ontkleuring van de ogen door pokken? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22266 |
blijvende ontkleuring van een oog add. |
witoog:
witôêch (K361p Zolder)
|
Duif met onvoldoende gepigmenteerd oog.
III-3-2
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
bliksem:
bliksem (m.).
bleksəm (K361p Zolder)
|
bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
’t bliksemt (K361p Zolder),
weerlichten:
’t weerlicht (K361p Zolder)
|
bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
27763 |
blinde schacht, tussenschacht |
beurkê:
børk˙ɛ̄ (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Eisden]),
bǝrkɛ̃n (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Zolder]),
bǝrk˙ɛ̄ (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Zwartberg, Waterschei]),
pǝrkɛ̃n (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Eisden])
|
Een schacht die niet aan de oppervlakte uitmondt. Een dergelijke schacht wordt aangelegd om steenkoollagen te ontsluiten die tussen de verdiepingen zijn gelegen, en soms voor ventilatie- of vervoersdoeleinden. Zo merkt de respondent uit Q 3 voor de mijnen uit Winterslag en Waterschei op dat de "stortkoker" een blinde schacht is waar kolen en steen door afgevoerd worden en de "luchtschouw" een blinde schacht die uitsluitend wordt gebruikt voor de luchtverversing. Het verschil tussen een opbraak of een neerbraak en een tussenschacht was in de Nederlandse mijnen gelegen in het feit dat in een tussenschacht personenvervoer door middel van liftkooien was toegestaan. [N 95, 78; N 95, 181; monogr.; Vwo 134; Vwo 138; Vwo 206; Vwo 804]
II-5
|
34150 |
bloedgang |
bloedgang:
bløtgāŋk (K361p Zolder)
|
Uitscheiding van een niet bevruchte koe. [N 3A, 31]
I-11
|