19637 |
steenkool |
kool:
kool (K361p Zolder, ...
K361p Zolder)
|
steenkool [ZND 04 (1924)], [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
28398 |
steenkoolbriketten |
kebo:
kē.bo (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Maurits])
|
Met of zonder bijvoeging van bindmiddelen (pek) en met behulp van druk en temperatuur uit fijnkool vervaardigde, brandbare produkten in de vorm van langwerpige blokken of eieren. De opgave "onnoten" (Q 21), uitgesproken ǫnnø̄tǝ, was een spottende benaming voor eierkolen omdat de term leek op het rond Q 21 gebruikelijke woord voor viezerik ("onnut"). Deze woordspeling was volgens de zegsman ontstaan als combinatie uit het feit dat men op de Oranje-Nassaumijnen voornamelijk eierkolen fabriceerde en bovendien, dat wanneer men veel eierkolen stookte, de schoorsteen vervuild raakte. Het woordtype "kebo" (K 361) is waarschijnlijk een samentrekking van "Kempense boontjes". [N 95, 470; N 95A, 1; monogr.; N 95, 16 add.; N 95, 467; N 95, 456]
II-5
|
27518 |
steenkoolmijn |
koolput:
kō.Ipø̜t (K361p Zolder
[(Zolder)]
),
put:
pø̜t (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Eisden])
|
De algemene benaming voor een steenkoolmijn. De Kempense mijnarbeiders gebruiken zelden het woord kolenmijn. Meestal zeggen ze koolput of put, omdat de toegangen tot de ondergrondse werken, nl. de schachten, echte putten zijn (Defoin pag. 14). [N 95, 1; monogr.; Vwo 228; Vwo 429; Vwo 434; Vwo 443; Vwo 511]
II-5
|
27649 |
steenpuist |
putzweer:
pø̜tzwē.r (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Als gevolg van veel kruipen in lage pijlers konden steenpuisten ontstaan. [N 95, 958]
II-5
|
28002 |
steenriffel |
steenlaag:
stinluǫx (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Maurits])
|
Dunne afzetting van lei, zandsteen of mergel in de steenkoollaag zelf, dus een onvruchtbare tussenlaag. Het woordtype "grijze" werd door de invuller uit Q 121 gebruikt voor zeer harde, grijze zandsteen. De opgave "lits" (Q 101) is van toepassing op leisteen tussen de steenkoollagen. [N 95, 179; N 95, 529; monogr.; Vwo 345; Vwo 364; Vwo 399; Vwo 686; Vwo 739; Vwo 741; Vwo 869]
II-5
|
28205 |
steenstof, steenmul |
steenstof:
stinstof (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Eisden])
|
Fijne deeltjes van het gesteente die loskomen bij het boren of instortingen. Steenstof is gevaarlijker dan kolenstof. Bij inademing kan steenstof oorzaak zijn van stoflongziekte of silicose. [N 95, 770; monogr.; N 95, 780; Vwo 161; Vwo 164; Vwo 165; Vwo 623; Vwo 625; Vwo 748]
II-5
|
18158 |
stelpen van bloed |
stoppen:
stoppen (K361p Zolder)
|
Stelpen van bloed (struppen, stolpen, stoppen, stollen. [N 107 (2001)]
III-1-2
|
22367 |
stelt |
stelt:
en sté.lt (K361p Zolder),
Sub sté.lt.
sté.lte (K361p Zolder)
|
1. (mv.) Stelten: 2 stokken met dwarsklamp. || a) elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
21487 |
stempelen |
doppen:
dóppe (K361p Zolder)
|
Vla. doppen, stempelen (als werkloze)
III-3-1
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
pot:
pot (K361p Zolder)
|
een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|