34390 |
vrouwelijk schaap in het algemeen |
moederschaap:
mūrsxǭp (K361p Zolder),
ooi:
ōi̯ (K361p Zolder),
schaap:
sxuǝp (K361p Zolder),
sxōǝp (K361p Zolder),
sxǭp (K361p Zolder)
|
De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.]
I-12
|
34308 |
vrouwelijk varken |
zoog:
zō.x (K361p Zolder),
zōx (K361p Zolder)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
21920 |
vrouwelijke duif |
duivin:
dauvin (K361p Zolder),
douvin, dùvin (K361p Zolder),
døͅyven (K361p Zolder),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
en douvin (K361p Zolder),
wijfje:
wøͅfkə (K361p Zolder)
|
Duif, vrouwelijk. [ZND 39 (1942)] || Duivin. || Hoe heet de vrouwelijke duif? [N 93 (1983)] || Wijfje[sduif]. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
34543 |
vrouwelijke eend |
hen:
hen (K361p Zolder)
|
[L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.]
I-12
|
34447 |
vrouwelijke geit |
geit:
gē.t (K361p Zolder)
|
[N 77, 82; N 77, 79; JG 1a, 1b; N 19, L 322 add.; monogr.]
I-12
|
19961 |
vrouwelijke hond, teef |
tooi:
tōi̯ (K361p Zolder),
wijfje:
wøͅfkə (K361p Zolder)
|
teef [Goossens 1b (1960)] || vrouwelijke hond [ZND 03 (1923)]
III-2-1
|
20124 |
vrouwelijke kat |
moederkat:
mōiərkát (K361p Zolder)
|
moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hen (K361p Zolder)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
18576 |
vrouwenondergoed |
lingerie:
lingerie (K361p Zolder)
|
Vrouwenondergoed [ook: lingerie, linergie?] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
vrouwluihemd:
Vroliehumme [vroliklir] (aangepast, RK).
vrolihømə (K361p Zolder)
|
onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|