34580 |
zijladder |
leer:
l˙īr (K361p Zolder),
leren:
lirǝ (K361p Zolder)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|
32947 |
zijladders van de oude kar |
leren:
lirǝ (K361p Zolder)
|
De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a]
I-3
|
18028 |
zijn neus snuiten |
snuiten:
snutten (K361p Zolder)
|
Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snutten, snoeven). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
27824 |
zijwand |
karplanken:
kɛ̄rplɛŋk (K361p Zolder),
korf:
kørf (K361p Zolder),
sponnen:
spǫnǝ (K361p Zolder),
zijplanken:
zęi̯plaŋkǝ (K361p Zolder)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
26006 |
zijwanden |
kruiwagenplanken:
krø̜̄wāgǝpla.ŋkǝ (K361p Zolder)
|
Zijkanten van de platte kruiwagen. De meer algemene benamingen zijn terug te vinden onder het lemma zijwand. Het woordtype ruls staat voor een bijzondere soort zijkant, die niet uit planken bestaat, maar uit latjes en die voornamelijk dient voor het vervoer van takken, bladeren en dergelijke. Zie ook het lemma rulskar. [N 18, 98a + add; N G, 53c; JG 2b; monogr.]
I-13
|
24851 |
zijwortel |
dikke wortels:
dekə woͅrtəls (K361p Zolder)
|
(dwars)wortels van een boom [N 27 (1965)]
III-4-3
|
21625 |
zilveren één frank |
frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
inə frāŋ (K361p Zolder)
|
1 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24401 |
zilvervisje |
donderbeestje:
dónnerbiestekes (K361p Zolder)
|
zilvervisje: Hoe heet het zilverkleurige glanzende insect dat in huis op donkere, vochtige plaatsen voorkomt en leeft van papier, enz. Het is heel snel en lijkt zich voort te bewegen als een vis in het water (--, suikergast, boekworm). [N100 (1997)]
III-4-2
|
20166 |
zindelijk |
niet meer in zijn broek doen:
niet meer
nie mie i zèn brok dōē.n (K361p Zolder)
|
zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 115 (2003)]
III-2-2
|
22771 |
zingen |
zingen:
NB zinges: zangavond, zangrepetitie.
zinge (K361p Zolder)
|
Zingen.
III-3-2
|