24010 |
eerste communie |
eerste communie (<lat.):
èèste communje (Q001p Zonhoven)
|
De eerste H. Communie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23253 |
eerste luiden voor de mis |
voor de eerste keer tinken:
t teht veu den eijeste kier (Q001p Zonhoven),
ət teͅŋkt før n yəstə kīr (Q001p Zonhoven)
|
Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de eerste maal hoort? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|
24043 |
eerste mis van de neomist |
eerste mis:
euste mues (Q001p Zonhoven)
|
De eerste H. Mis van de Neomist in de parochie van herkomst [priemiets, ieësjte maes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
28510 |
eerste nazwerm |
endeling:
ɛ.ndǝleŋ (Q001p Zonhoven),
ɛndǝleŋ (Q001p Zonhoven)
|
De eerste nazwerm of met de voorzwerm meegerekend de tweede zwerm. Ze is kleiner dan de voorzwerm. Acht of tien dagen nadat de voorzwerm is weggevlogen, vliegt de tutende, nieuw uitgelopen en nog onbevruchte moer of koningin met een deel van het bijenvolk weg. In deze eerste nazwerm kunnen koninginnen zitten die allemaal nog onbevrucht zijn. Zij vormen ofwel nieuwe afsplitsingen ofwel zij bevechten elkaar op leven en dood, totdat er nog één koningin overblijft. Een volk kan slechts één koningin gebruiken. [N 63, 29c; N 63, 37b; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
21564 |
eerste opbod |
inzet:
den inzet (Q001p Zonhoven),
dən enzet (Q001p Zonhoven)
|
Eerste opbod bij een openbare verkoping. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
23782 |
eerste zondag van de vasten |
palmzondag:
palmzondag (Q001p Zonhoven)
|
De eerste zondag van de vasten (Fakkelzondag, walmenzondag). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24972 |
eerstvolgend, ernaast |
daarna:
doa noa (Q001p Zonhoven)
|
eerstvolgend, direct op een genoemde volgend [naast] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20520 |
eetbare slak |
karakol:
karakol (Q001p Zonhoven)
|
slak; Hoe noemt U: Een eetbare slak (karakol, kreukel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19739 |
eetkamer |
eetkamer:
ië.tkao.mer (Q001p Zonhoven),
eetplak:
ië.tplák (Q001p Zonhoven)
|
eetkamer
III-2-1
|
20613 |
eetlust |
appetijt:
appetèè.ët (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
goesting:
Pannekòkke, dòòë höb ich nóó. gien goes(j)ting è.n: ik heb nu geen trek in pannekoeken
goes(j)ting (Q001p Zonhoven)
|
appetijt || eetlust || trek
III-2-3
|