e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
engerling, larve van de meikever made: maj (Zonhoven), spekmade: speͅkmaj (Zonhoven) engerling, meikeverlarve [ZND 34 (1940)] III-4-2
enig kind koekoeksjong: koekoeksjong (Zonhoven), cf. WNT s.v. "jong (II) - jonk"1. kind in het algemeen; 3. kind of jeugdig persoon van het mannelijk geslacht  koekoeksjonk (Zonhoven) een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeks-jong] [N 115 (2003)] || een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeksjong] [N 87 (1981)] III-2-2
enkel enkel: ɛŋkəl (Zonhoven) enkel [ZND 01 (1922)] III-1-1
enten gruffelen: greufelen (Zonhoven), grøfələ (Zonhoven), grøͅfələn (Zonhoven) [RND 08] [ZND 01 (1922)] [ZND 34 (1940)] I-7
entre-deux entre-deux: entre-deux (Zonhoven), tussenzetsel: tø̄sǝzętsǝl (Zonhoven) Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5] II-7
envelop envelop (<fr.): enveloppe (Zonhoven), nə amvəloͅp (Zonhoven) de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)] || een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)] III-3-1
epidemie besmettelijke ziekte: besmettelijke ziekte (Zonhoven), epidemie: epedemie (Zonhoven), ziekte die voortgaat: dej zekdə git fōrt (Zonhoven) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] || Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie, besmettelijke ziekte). [N 107 (2001)] III-1-2
epistel epistel (<lat.): epistel (Zonhoven, ... ) De eerste lezing, het epistel [t/dn epistel, epiestel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
ereboog boog: boog (Zonhoven), ereboog: iere[b}oag (Zonhoven) De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)] || Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)] III-3-2
ereboog voor de jonge priester erehaag: ierehoag (Zonhoven) De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)] III-3-3