33485 |
afslaan, van noten |
plukken:
WLD
plukken (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)]
I-7
|
33086 |
afsteker |
afschieter:
ǭfšxīǝtǝr (Q001p Zonhoven),
afsmijter:
ǭfsmē̜ǝtǝr (Q001p Zonhoven)
|
Bij het bergen van de oogst in de schuur zijn altijd twee, soms ook drie personen betrokken. De afsteker (dit lemma) werpt de schoven van de oogstkar naar beneden; de tasser (lemma ''tasser in de schuur'', 5.1.13) tast de schoven op in het schuurvak. Als de afstand tussen de afsteker en de tasser te groot is geworden wanneer men al hoog is gevorderd op de tas, worden de schoven door een derde persoon (lemma ''bijgooier'', 5.1.14) doorgegeven. Dit lemma bevat de benamingen voor degene die de schoven van de kar af aanreikt aan degene die stapelt, of eventueel aan de tussenpersoon. Normaal gesproken is dit een neergaande beweging (af-). Sommige opgaven bevatten het voorvoegsel op-; hierbij moet wel gedacht worden aan een hoger dan de wagen gelegen graanstapel. [N 15, 47; monogr.]
I-4
|
31979 |
aftekenen met behulp van een kruishout |
afkruisen:
afkruisen (Q001p Zonhoven)
|
Met behulp van het kruishout of het dubbel kruishout een stuk hout op breedte en/of dikte aftekenen, bijvoorbeeld wanneer dit geschaafd moet worden. Wanneer het kruishout met het blokje langs de rand van het werkstuk wordt voortbewogen, krast de pin een evenwijdig aan die rand lopende lijn in het hout. [N 53, 197b-d; N G, 17c]
II-12
|
31344 |
aftekenmal |
mal:
mal (Q001p Zonhoven)
|
Model in hout of karton van een onderdeel van kar of wagen. De wagenmaker heeft meestal mallen van berries, rongen, asblokken en bakonderdelen in zijn bezit voor elk kar- en wagentype dat hij maakt. Ook voor de segmenten van de velgen zijn meestal mallen voorhanden (Theuwissen, pag. 288-290). [N G, 19]
II-12
|
33031 |
aftrekken, uitwinnen |
afrollen:
ǭ.frǫlǝ (Q001p Zonhoven),
aftrekken:
ǫ.ftrękǝ (Q001p Zonhoven)
|
Na het inkappen rolt de maaier met de mathaak de halmen samen en haalt ze naar zich toe. Het is de "tweede fase" van de zichtbehandeling. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en bij het lemma ''afleggen'' (4.4.3) bij het maaien met de zeis. [N 15, 16g; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 23, 16.2; L 48, 34.2; Lu 2, 34.2; monogr.; add. uit N 15, 16i]
I-4
|
21383 |
aftroggelen |
aftroggelen:
aftruggelen (Q001p Zonhoven)
|
listig of met bedrog iets van iemand weten te krijgen [troggelen, aftroggelen, uitschillen, affoefelen, aftruifelen, aftisselen, afstrepen, affutselen, afzetten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24848 |
afvallen van bladeren |
rijzen:
rijz(j)de, gerijs(j)t; Kil. rijsen, delabi, decidere (afvallen), S. rijzen afvallen, R. rijzen uitvallen
rijze (Q001p Zonhoven),
vallen:
vāln (Q001p Zonhoven)
|
af-, uitvallen || afvallen v. bladeren [ZND 32 (1939)]
III-4-3
|
19701 |
afwas |
afwas:
ao.fwás (Q001p Zonhoven),
den ao.fwás d؉.ën: de vaat doen
ao.fwaas (Q001p Zonhoven)
|
afwas
III-2-1
|
19580 |
afwassen |
afwassen:
ao.fwaa.sse (Q001p Zonhoven),
de afwas doen:
den ao.fwás dōē.ën (Q001p Zonhoven)
|
afwassen || de vaat doen
III-2-1
|
19529 |
afwasteil, afwasbak |
spoelbak:
spylbak (Q001p Zonhoven)
|
de kom, bak of emmer, waarin de teljoren, schotels, enz. worden afgewassen [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|