e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hak van een schoen contrefort (fr.): Fr. contrefort.  kónterfōēër (Zonhoven), kóntrefóór (Zonhoven), hak: hák (Zonhoven), vers: de vās (Zonhoven), də vəs (Zonhoven), vās (Zonhoven) contrefort: hielstuk [schoenm.] || hak: hiel van schoeisel || hoe heet het achterdeel van de schoen (fr. talon) ? [ZND 29 (1938)] || Pollevij (achterlap van een schoen; fr. talon). [ZND 05 (1924)] III-1-3
hak van het blad van de zeis vars: vars (Zonhoven), vas (Zonhoven) Het brede uiteinde van het blad van de zeis, aan de zijde van de arend. Zie afbeelding 5, nummer 2. Sommige opgaven hebben betrekking niet alleen op het puntige uiteinde van de snede aan de zijde van de arend, maar op de gehele brede zijde van het blad, doorlopend tot de rug. Van een dergelijke toevoeging is sprake bij: vars 113, 115, 117, 118a, 172, 173, 176a, 179, 182, 219, 177, 186, 223, Q 73, 157a, 160, 161, 164, 166, 240; voet: L 324. [N 18, 68b; JG 1a, 1b; monogr.] I-3
hakblok kapblok: kap˱blǫk (Zonhoven) Een driehoekig balkenstelsel waarop de wagenmaker met de dissel of handbijl afgezaagde stuk boomstam de ruwe vorm van een naaf geeft. Zie ook afb. 178. Diverse respondenten gebruikten het onderste deel van een boomstronk als hakblok. [N G, 5] II-12
hakbord kapbred: kapberd  kapbrië.t (Zonhoven) houten plank om iets op fijn te hakken III-2-1
haken crocheteren (<fr.): ze kaa(n) kreusteeren (Zonhoven), zə kan krəštērn (Zonhoven), haken: hoəkən (Zonhoven) Haken, crocheren. [ZND 35 (1941)] || Haken. [ZND 01 (1922)] III-1-3
haken en ogen haken en ogen: hoǝkǝn ɛn ūgǝn (Zonhoven), huǫkǝn ǝn ūgǝ (Zonhoven) Kleine metalen haakjes en ringetjes die, langs de zomen van kledingstukken genaaid, dienen om deze te sluiten. [N 62, 51; L 1a-m; L 24, 40b; L 49, 25; MW; S 11] II-7
hakken opzetten hakken zetten: hakken zetten (Zonhoven) Het laag voor laag geleidelijk aan opbouwen van de hak, los van de schoen, en vervolgens het bevestigen van de hak aan de schoen. [N 60, 127] II-10
hakmes herstel: (h)ersté.l (Zonhoven), (h)érsté.l (Zonhoven, ... ), vooral om kleinhout te hakken  (h)érsté.l (Zonhoven) hakbijl || hakmes || handbijl III-2-1
haksel gescherfd (stro): gǝsxɛrǝft [stro] (Zonhoven), kepsel: kɛpsǝl (Zonhoven), scherfsel: sxɛrǝfsǝl (Zonhoven) Het kortgehakte stro, op de snijbok of in de hakselmachine, werd vroeger, samen met haver, gekookt en aan de beesten gevoerd. Als het iets grover gesneden was werd het ook wel als strooisel in de potstal gebruikt. Zie ook het lemma ''bussel kort stro'' (6.1.29). Zie voor de fonetische documenatie van het woorddeel [stro] het lemma ''stro'' (6.1.24). [JG 1b, 2c; L 1, a-m; L 26, 11; S 12; Wi 51; monogr.] I-4
halen halen: haole (Zonhoven), howələn (Zonhoven) halen [ZND 01 (1922)] || halen: Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)] III-1-2