e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
iemand genezen of gezond verklaren terug gaan werken: tǝrøx gǭn wørkǝ (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Domaniale]) De bedrijfsarts bepaalde wanneer een mijnwerker weer kon beginnen met werken. De mijnwerker werd dan genezen of gezond verklaard. [N 95, 970] II-5
iemand hinderen ambeteren (< fr.): ámbətéərn (Zonhoven) vervelen, lastig vallen III-1-4
iemand luidruchtig berispen kijven: kijve (Zonhoven) kijven III-1-4
iemand ontslaan (iemand) afdanken: āfdaŋkǝ (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Eisden, Zwartberg]) Formaliteit waarmee de werkgever beduidt dat hij de werkovereenkomst als beēindigd beschouwt. [N 95, 998; N 95, 999; Vwo 34] II-5
iemand prijzen bestoefen: cf. VD s.v. "stoefen"gew. stoffen  bestòffe (Zonhoven) pochen op iets of iemand III-1-4
iemand uitschelden uitmaken: ijəmant oͅwətma͂kə (Zonhoven), ze haen nemferm autgemaekt (Zonhoven), uitschijten: inen otschūatə (Zonhoven), oͅwətschejətn (Zonhoven), ze haennem ferm autgeseheten (Zonhoven), verzetten: ijəmant fərzejətn (Zonhoven) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-1-4
iemands overlijden aanzeggen iemand zijn dood aanzeggen: īē.ëmant zennen doet aa.ë(n)zègge (Zonhoven), ter lijk bidden: ter lèè.k biën (Zonhoven), znd 32, 71;  tər léék biën (Zonhoven), ter lijk gaan: ter lijk gaan (Zonhoven) aanzeggen || buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [bidden, in de rouw verzoeken] [N 87 (1981)] || de buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [ZND 32 (1939)] || iemand zijn dood aanzeggen III-2-2
iep olm: ó.llem (Zonhoven) olm III-4-3
ijken pegelen: de gerwichten pegelen (Zonhoven), də gəwetə pēgəln (Zonhoven), pegelen (Zonhoven) De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)] || gewicht nakijken om vast te stellen of ze het juiste gewicht hebben en, indien nodig, ze het juiste gewicht geven [ijken, ijkenen, pegelen] [N 89 (1982)] III-3-1
ijlen ijlen: ijlen (Zonhoven) Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, raaskallen, baageren, dolen). [N 107 (2001)] III-1-2