21913 |
jong dat pluimen begint te krijgen (zn.) |
stoppeljong:
Ss. sub stoppel.
stóppeljò.nk (Q001p Zonhoven)
|
*Stoppeljong: duivenjong dat pluimen begint te krijgen.
III-3-2
|
24175 |
jong en kaal vogeltje |
ietekske:
ītɛkskə (Q001p Zonhoven),
kwak:
kwák (Q001p Zonhoven),
piepertje:
pipərkə (Q001p Zonhoven),
vlug (subst.):
vløͅ.x (Q001p Zonhoven),
vlugjong (subst.):
vløͅ.xjoŋk (Q001p Zonhoven),
vogeltje:
vøgəlken (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
vogeltje [ZND 04 (1924)] || vogeltje, alg. || vogeltje, zeer klein || vogeltje, zondere veren
III-4-1
|
24176 |
jong en kaal vogeltje adj. |
kwak:
kwak (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
nog kwak:
noͅx kwak (Q001p Zonhoven)
|
jonge vogel die nog niet kan vliegen [ZND 36 (1941)] || nog geen veren hebbend, gezegd van jonge vogels ( maaibloot, paddebloot) [N 83 (1981)] || nog niet in staat om te vliegen, gezegd van jonge vogels (kak, kwak) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
jonk (Q001p Zonhoven),
joŋk (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
jōŋk (Q001p Zonhoven)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]Hoe noemt u het jong van een dier (jonk, jonkie, welp, wulp, kakerd, kakernest) [N 83 (1981)] || jong ve dier [ZND 01 (1922)]
I-11, III-4-2
|
34314 |
jong varken |
bag:
bax (Q001p Zonhoven),
báx (Q001p Zonhoven)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
24817 |
jonge boom |
poot:
etym. (e.d.), zie boek
poo.ët (Q001p Zonhoven)
|
jong boompje
III-4-3
|
21910 |
jonge duif |
pieper:
Klanknabooting.
pieper (Q001p Zonhoven),
stoppeljong:
stoͅpəljoŋk (Q001p Zonhoven)
|
duivejong || Pieper: 1. Pieper (o.a. vogeltje van de familie der kwikstaarten, jonge duif).
III-3-2, III-4-1
|
34551 |
jonge gans |
ganzenkuiken:
gā.zǝkø̜̄kǝ (Q001p Zonhoven),
jonge gans:
joŋ gās (Q001p Zonhoven),
jōŋ gās (Q001p Zonhoven)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34448 |
jonge geit |
lammetje:
lɛmǝkǝn (Q001p Zonhoven)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (Q001p Zonhoven)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|