24180 |
keep |
kwaakvink:
kwaakvènk (Q001p Zonhoven),
kwɛ̄kfeͅŋk (Q001p Zonhoven),
kweekvink:
kwekvèngk (Q001p Zonhoven)
|
keep
III-4-1
|
31816 |
keerbeitel |
keerbeitel:
kī.ǝrbē.ǝtǝl (Q001p Zonhoven),
tegenbeitel:
tē.gǝbē.ǝtǝl (Q001p Zonhoven)
|
De bovenste, niet snijdende beitel van sommige houtschaven die boven op de schaafbeitel bevestigd is. Zie ook afb. 31d. De keerbeitel voorkomt dat er bij het schaven houtvezels uit het hout worden getrokken. Daarom wordt de keerbeitel zo dicht mogelijk tegen de snede van de schaafbeitel geplaatst. [N G, 35c; N 53, 54g; monogr.]
II-12
|
32739 |
keerstrook, wendakker |
hoofdpand:
hytjpa.nt (Q001p Zonhoven)
|
Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.]
I-1
|
19926 |
keffen |
keffen:
keffen (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
kēͅfə (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
Hoe noemt u hoog en snel blaffen, vooral van kleine honden (keffen, kneffen) [N 83 (1981)] || keffen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
22790 |
kegel |
kegel:
keegel (Q001p Zonhoven),
Zo ook kegelen, kegelbaan.
kɛ̄gəl (Q001p Zonhoven)
|
Kegel.
III-3-2
|
22497 |
kegelbaan |
kegelbaan:
Ss. sub kegel. Z. ook o. *machetbaan, *vleugbaan.
keegelbaoën (Q001p Zonhoven),
Sub kegel.
kegelbaan (Q001p Zonhoven),
kegelsbaan:
Ss. sub kegel. Z. ook o. *machetbaan, *vleugbaan.
keegelsbaoën (Q001p Zonhoven)
|
[Kegelbaan]. || Kegelbaan.
III-3-2
|
22957 |
kegelbaan add. |
manchetbaan:
Vgl. Bordas manchette coup donné avec lavant-bras (catch): verwijst naar een bep. armworp. (Z. ook o. *vleugbaan).
másjètbaoën, mesjètbaoën (Q001p Zonhoven),
vleugbaan:
Z. ook o. vlucht2.
vleuchbaoën (Q001p Zonhoven)
|
*Manchetbaan: Kegelbaan met lange, smalle glijbaan waarover de bal naar de kegels wordt gerold. || *Vleugbaan: Kegelbaan waarbij de bal niet over een smalle plank gerold wordt (z.o. *manchetbaan), maar met een zwaai naar de kegels geworpen wordt.
III-3-2
|
22418 |
kegelen |
kegelen:
kegele (Q001p Zonhoven),
kegelen (Q001p Zonhoven),
kegeln (Q001p Zonhoven),
Afl. sub kegel.
keegele (Q001p Zonhoven),
Sub kegel.
kegelen (Q001p Zonhoven)
|
[Kegelen]. || De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)] || Kegelen. || Zij zijn aan het kegelen. [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
22789 |
kegels (mv.) |
kegels:
bɛtə ke.gəls wərtər nəmi gəsp^ɛ:lt (Q001p Zonhoven),
kegels (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
Er zijn negen kegels. [ZND 36 (1941)] || met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND]
III-3-2
|
23066 |
kegelspel add. |
strank:
De strá.nk ter dooëróó.ët hooën.
strá.nk (Q001p Zonhoven),
waggelaar:
(Kegelen): n Kegel die niet wil omvallen.
wagəlè.ər (Q001p Zonhoven),
Afl. sub waggelen.
wággeliër (Q001p Zonhoven)
|
*Strank1: 4. (Kegelspel) Enkel de voorste, middelste en achterste (samen drie kegels) omverwerpen (spel met 9 kegels). || *Waggelaar: (Kaartsp.) n Spel dat op het randje af gewonnen is. || *Waggelaar: 2. (Kegelsp.) Kegel die wel waggelt, maar niet omvalt.
III-3-2
|