e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
keep kwaakvink: kwaakvènk (Zonhoven), kwɛ̄kfeͅŋk (Zonhoven), kweekvink: kwekvèngk (Zonhoven) keep III-4-1
keerbeitel keerbeitel: kī.ǝrbē.ǝtǝl (Zonhoven), tegenbeitel: tē.gǝbē.ǝtǝl (Zonhoven) De bovenste, niet snijdende beitel van sommige houtschaven die boven op de schaafbeitel bevestigd is. Zie ook afb. 31d. De keerbeitel voorkomt dat er bij het schaven houtvezels uit het hout worden getrokken. Daarom wordt de keerbeitel zo dicht mogelijk tegen de snede van de schaafbeitel geplaatst. [N G, 35c; N 53, 54g; monogr.] II-12
keerstrook, wendakker hoofdpand: hytjpa.nt (Zonhoven) Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.] I-1
keffen keffen: keffen (Zonhoven, ... ), kēͅfə (Zonhoven, ... ) Hoe noemt u hoog en snel blaffen, vooral van kleine honden (keffen, kneffen) [N 83 (1981)] || keffen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] III-2-1
kegel kegel: keegel (Zonhoven), Zo ook kegelen, kegelbaan.  kɛ̄gəl (Zonhoven) Kegel. III-3-2
kegelbaan kegelbaan: Ss. sub kegel. Z. ook o. *machetbaan, *vleugbaan.  keegelbaoën (Zonhoven), Sub kegel.  kegelbaan (Zonhoven), kegelsbaan: Ss. sub kegel. Z. ook o. *machetbaan, *vleugbaan.  keegelsbaoën (Zonhoven) [Kegelbaan]. || Kegelbaan. III-3-2
kegelbaan add. manchetbaan: Vgl. Bordas manchette coup donné avec lavant-bras (catch): verwijst naar een bep. armworp. (Z. ook o. *vleugbaan).  másjètbaoën, mesjètbaoën (Zonhoven), vleugbaan: Z. ook o. vlucht2.  vleuchbaoën (Zonhoven) *Manchetbaan: Kegelbaan met lange, smalle glijbaan waarover de bal naar de kegels wordt gerold. || *Vleugbaan: Kegelbaan waarbij de bal niet over een smalle plank gerold wordt (z.o. *manchetbaan), maar met een zwaai naar de kegels geworpen wordt. III-3-2
kegelen kegelen: kegele (Zonhoven), kegelen (Zonhoven), kegeln (Zonhoven), Afl. sub kegel.  keegele (Zonhoven), Sub kegel.  kegelen (Zonhoven) [Kegelen]. || De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)] || Kegelen. || Zij zijn aan het kegelen. [ZND 36 (1941)] III-3-2
kegels (mv.) kegels: bɛtə ke.gəls wərtər nəmi gəsp^ɛ:lt (Zonhoven), kegels (Zonhoven, ... ) Er zijn negen kegels. [ZND 36 (1941)] || met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND] III-3-2
kegelspel add. strank: De strá.nk ter dooëróó.ët hooën.  strá.nk (Zonhoven), waggelaar: (Kegelen): n Kegel die niet wil omvallen.  wagəlè.ər (Zonhoven), Afl. sub waggelen.  wággeliër (Zonhoven) *Strank1: 4. (Kegelspel) Enkel de voorste, middelste en achterste (samen drie kegels) omverwerpen (spel met 9 kegels). || *Waggelaar: (Kaartsp.) n Spel dat op het randje af gewonnen is. || *Waggelaar: 2. (Kegelsp.) Kegel die wel waggelt, maar niet omvalt. III-3-2