e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruisbeeld christus aan het kruis: kristus aan t kreus (Zonhoven), crucifix (<lat.): krysefiks (Zonhoven), kruis: ə krəs (Zonhoven), kruisbeeld: kreusbild (Zonhoven), kruisbeeld (Zonhoven), kruislieveheer: krèùslievenhier (Zonhoven), lieveheer: nə livən hīər (Zonhoven) Crucifix. [ZND 01 (1922)] || Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] || Een kruisbeeld, het geheel van kruis en de eraan gehechte Christusfiguur. [N 96B (1989)] || Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)] III-3-3
kruisbes kloosterbeer: kloesterbeer (Zonhoven), kloesterbere (Zonhoven), kloosterbeer (Zonhoven), Rijnl. Klosterbeeren Stachelbeeren  kloesjterbee.ër (Zonhoven), kroenzel: etym. (e.d.), zie boek  kroensel (Zonhoven), kroensjel (Zonhoven), kroezelbeer: etym. (e.d.), zie boek  krōē.ëzelbee.ër (Zonhoven) kruisbes [ZND 16 (1934)] || kruisbes, groene stekelbes || stekelbes I-7
kruisbladige wolfsmelk moerpskruid: z. L.J. p. 109  mooërupskróó.ët (Zonhoven) wolfsmelk III-4-3
kruisdagen kruisdagen: kreusdaag (Zonhoven) De drie dagen vóór Hemelvaartsdag, de kruisdagen [krütsdaag, kruusdaog]. [N 96C (1989)] III-3-3
kruisen, kruisdagen? kruisen: n wordt genasaliaeerd  krə.sn (Zonhoven) kruisen [RND] III-3-3
kruisheer kruisheer: kreushier (Zonhoven) Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)] III-3-3
kruishout kruishout: kruishout (Zonhoven) Houten tekengereedschap, bestaande uit een vierkant blokje waar een verstelbaar houten balkje doorheen is gestoken dat met behulp van een spie kan worden vastgeklemd. Zie ook afb. 101. Het kruishout wordt gebruikt om evenwijdige lijnen langs de rand van het werkstuk te trekken en om de afmetingen van de gaten en pennen van een pen-en-gatverbinding af te schrijven. Op het uiteinde van het kruishoutbeen is daartoe een kraspennetje aangebracht. Wanneer het kruishout met het blokje langs de rand van het werkstuk wordt voortbewogen, krast de pin een evenwijdig aan de rand lopende lijn in het hout. Zie voor de etymologie van het woord klitskeer ook het Tongers woordenboek (Stevens 1986), pag. 271, s.v. klïtsk√™er, ø̄kruishout, ritshoutø̄. [N 53, 191a; N G, 17a; monogr.] II-12
kruisje aan een kettinkje kettinkje: kettingske (Zonhoven), kruisje: kreuske (Zonhoven) Een kruisje, aan een kettinkje om de hals gedragen. [N 96B (1989)] III-3-3
kruisje van de rozenkrans kruisje: krèuske (Zonhoven) Het kruisje aan de rozenkrans. [N 96B (1989)] III-3-3
kruisprocessie kruisprocessie (<lat.): kreuspercessen (Zonhoven) De processie die tijdens de kruisdagen gehouden wordt voor een goede oogst, de kruisprocessie . [N 96C (1989)] III-3-3