23203 |
kruisbeeld |
christus aan het kruis:
kristus aan t kreus (Q001p Zonhoven),
crucifix (<lat.):
krysefiks (Q001p Zonhoven),
kruis:
ə krəs (Q001p Zonhoven),
kruisbeeld:
kreusbild (Q001p Zonhoven),
kruisbeeld (Q001p Zonhoven),
kruislieveheer:
krèùslievenhier (Q001p Zonhoven),
lieveheer:
nə livən hīər (Q001p Zonhoven)
|
Crucifix. [ZND 01 (1922)] || Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] || Een kruisbeeld, het geheel van kruis en de eraan gehechte Christusfiguur. [N 96B (1989)] || Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)]
III-3-3
|
33551 |
kruisbes |
kloosterbeer:
kloesterbeer (Q001p Zonhoven),
kloesterbere (Q001p Zonhoven),
kloosterbeer (Q001p Zonhoven),
Rijnl. Klosterbeeren Stachelbeeren
kloesjterbee.ër (Q001p Zonhoven),
kroenzel:
etym. (e.d.), zie boek
kroensel (Q001p Zonhoven),
kroensjel (Q001p Zonhoven),
kroezelbeer:
etym. (e.d.), zie boek
krōē.ëzelbee.ër (Q001p Zonhoven)
|
kruisbes [ZND 16 (1934)] || kruisbes, groene stekelbes || stekelbes
I-7
|
24656 |
kruisbladige wolfsmelk |
moerpskruid:
z. L.J. p. 109
mooërupskróó.ët (Q001p Zonhoven)
|
wolfsmelk
III-4-3
|
23807 |
kruisdagen |
kruisdagen:
kreusdaag (Q001p Zonhoven)
|
De drie dagen vóór Hemelvaartsdag, de kruisdagen [krütsdaag, kruusdaog]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23313 |
kruisen, kruisdagen? |
kruisen:
n wordt genasaliaeerd
krə.sn (Q001p Zonhoven)
|
kruisen [RND]
III-3-3
|
24100 |
kruisheer |
kruisheer:
kreushier (Q001p Zonhoven)
|
Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
31973 |
kruishout |
kruishout:
kruishout (Q001p Zonhoven)
|
Houten tekengereedschap, bestaande uit een vierkant blokje waar een verstelbaar houten balkje doorheen is gestoken dat met behulp van een spie kan worden vastgeklemd. Zie ook afb. 101. Het kruishout wordt gebruikt om evenwijdige lijnen langs de rand van het werkstuk te trekken en om de afmetingen van de gaten en pennen van een pen-en-gatverbinding af te schrijven. Op het uiteinde van het kruishoutbeen is daartoe een kraspennetje aangebracht. Wanneer het kruishout met het blokje langs de rand van het werkstuk wordt voortbewogen, krast de pin een evenwijdig aan de rand lopende lijn in het hout. Zie voor de etymologie van het woord klitskeer ook het Tongers woordenboek (Stevens 1986), pag. 271, s.v. klïtsk√™er, ø̄kruishout, ritshoutø̄. [N 53, 191a; N G, 17a; monogr.]
II-12
|
23750 |
kruisje aan een kettinkje |
kettinkje:
kettingske (Q001p Zonhoven),
kruisje:
kreuske (Q001p Zonhoven)
|
Een kruisje, aan een kettinkje om de hals gedragen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23717 |
kruisje van de rozenkrans |
kruisje:
krèuske (Q001p Zonhoven)
|
Het kruisje aan de rozenkrans. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23314 |
kruisprocessie |
kruisprocessie (<lat.):
kreuspercessen (Q001p Zonhoven)
|
De processie die tijdens de kruisdagen gehouden wordt voor een goede oogst, de kruisprocessie . [N 96C (1989)]
III-3-3
|