19632 |
kussensloop |
kussensloop:
kussensloop (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven),
kuswindel:
køͅsweͅi̯nəl (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven)
|
de kussensloop (waarin het hoofdkussen wordt gestoken) [ZND 17 (1935)] || kussensloop [ZND 01 (1922)] || kussensloop; overtrek van een hoofdkussen [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
19314 |
kwaadspreekster |
babbel:
babəl (Q001p Zonhoven),
kwaaitong:
kuoͅjtoŋ (Q001p Zonhoven),
lange tong:
láng tòng (Q001p Zonhoven),
vuiltong:
vójl tòng (Q001p Zonhoven),
zwets:
zweͅts (Q001p Zonhoven)
|
kwaadspreekster || kwaadspreekster, klappei || vrouw die gaarne kwaadspreekt [ZND 29 (1938)]
III-1-4
|
18981 |
kwaadspreker |
kwaadspreker:
kowətsprèjəkər (Q001p Zonhoven),
kwaaitong:
kowəjtoŋ (Q001p Zonhoven),
kòòëjtòng (Q001p Zonhoven)
|
kwaadspreker [ZND 01 (1922)] || kwaadspreker, kwaadspreekster
III-1-4
|
24366 |
kwabaal en puitaal |
lomp:
lomp (Q001p Zonhoven)
|
puitaal
III-4-2
|
22519 |
kwajongen (kaartspel) |
kwajongen:
kwajongen (Q001p Zonhoven)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24341 |
kwaken |
kwaken:
kwaken (Q001p Zonhoven),
schreeuwen:
sxrivǝ (Q001p Zonhoven),
snateren:
snau̯tǝrǝn (Q001p Zonhoven)
|
Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)] || Roepen, gezegd van de eenden. [L 37, 8b]
I-12, III-4-2
|
18156 |
kwakzalver |
kwakzalver:
kwakzalver (Q001p Zonhoven)
|
Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (kwakzalver, kwakkelaar, pisdokter, wonderdokter, charlatan, polak). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
19136 |
kwalijk |
kwalijk:
kòòëlek (Q001p Zonhoven)
|
kwalijk
III-1-4
|
19104 |
kwalijk nemen |
het contraire? opnemen:
ook materiaal znd 29, 19
koͅntra͂wərn (oͅpxənōmə) (Q001p Zonhoven),
het kwalijk nemen:
kòòëlek nīē.ëme (Q001p Zonhoven)
|
kwalijk [ZND 01 (1922)] || kwalijk nemen
III-1-4
|
21693 |
kwanselen |
kwanselen:
kwanselen (Q001p Zonhoven)
|
voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|