e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kussensloop kussensloop: kussensloop (Zonhoven, ... ), kuswindel: køͅsweͅi̯nəl (Zonhoven, ... ) de kussensloop (waarin het hoofdkussen wordt gestoken) [ZND 17 (1935)] || kussensloop [ZND 01 (1922)] || kussensloop; overtrek van een hoofdkussen [ZND 02 (1923)] III-2-1
kwaadspreekster babbel: babəl (Zonhoven), kwaaitong: kuoͅjtoŋ (Zonhoven), lange tong: láng tòng (Zonhoven), vuiltong: vójl tòng (Zonhoven), zwets: zweͅts (Zonhoven) kwaadspreekster || kwaadspreekster, klappei || vrouw die gaarne kwaadspreekt [ZND 29 (1938)] III-1-4
kwaadspreker kwaadspreker: kowətsprèjəkər (Zonhoven), kwaaitong: kowəjtoŋ (Zonhoven), kòòëjtòng (Zonhoven) kwaadspreker [ZND 01 (1922)] || kwaadspreker, kwaadspreekster III-1-4
kwabaal en puitaal lomp: lomp (Zonhoven) puitaal III-4-2
kwajongen (kaartspel) kwajongen: kwajongen (Zonhoven) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
kwaken kwaken: kwaken (Zonhoven), schreeuwen: sxrivǝ (Zonhoven), snateren: snau̯tǝrǝn (Zonhoven) Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)] || Roepen, gezegd van de eenden. [L 37, 8b] I-12, III-4-2
kwakzalver kwakzalver: kwakzalver (Zonhoven) Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (kwakzalver, kwakkelaar, pisdokter, wonderdokter, charlatan, polak). [N 107 (2001)] III-1-2
kwalijk kwalijk: kòòëlek (Zonhoven) kwalijk III-1-4
kwalijk nemen het contraire? opnemen: ook materiaal znd 29, 19  koͅntra͂wərn (oͅpxənōmə) (Zonhoven), het kwalijk nemen: kòòëlek nīē.ëme (Zonhoven) kwalijk [ZND 01 (1922)] || kwalijk nemen III-1-4
kwanselen kwanselen: kwanselen (Zonhoven) voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)] III-3-1