e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lange onderbroek? mansonderbroek bet lange pijpen: mansonnerbroak be lang peipe (Zonhoven) Lange onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] III-1-3
langen langen: Geven, b.v. lang mich ta.  lāŋə (Zonhoven), Geven.  langen (Zonhoven) Is bij u een werkwoord langen bekend? Schrijf de juiste betekenis tussen haakjes achter de dialectuitspraak (geven, nemen, overreiken enz.). [ZND 37 (1941)] III-1-2
langpootmug glazensnijder: glazesnijer (Zonhoven) Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)] III-4-2
langwagen boomwagel: būmwāgǝl (Zonhoven) Vierwielige wagen, waarvan het voorste en het achterste asstel met elkaar verbonden zijn door een lange zware balk, de zogenaamde "langboom". De bak rust op drie ronblokken (zie dat lemma). Het achterstel bestaat uit een as, een asblok (zie dat lemma) en een rongblok. De langboom zit met een pin vast in het rongblok. Asblok en rongblok zijn op elkaar bevestigd. De twee achterste wagenarmen zorgen er samen met de langboom voor dat het achterstel onbeweeglijk is. Het voorstel bestaat uit een asblok, een middenblok en een rongblok. De bak rust op de rongblokken; de langboom en de voorste wagenarmen steken door het middenblok. Dwars door de drie blokken steekt een draaipin, waardoor het rongblok kan draaien boven de andere blokken. De dissel (zie dat lemma) zit geklemd tussen de voorste wagenarmen. De langwagen komt voornamelijk in Haspengouw, meer bepaald Droog-Haspengouw, voor. [N 17, 43c; N G, 51 + 70a; JG 1b + 1d] I-13
langwerpige streep van voorhoofd tot neus streep: strip (Zonhoven) Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b] I-9
langzaam, traag langzaam: da giet mer langzaom (Zonhoven), da xid lāngzām (Zonhoven), op zijn gemak: op zijn gemak (Zonhoven), stilletjes: (bw.).  stillekes (Zonhoven), stullekes (Zonhoven) langzaam [lui, traag, stil, telijig] [N 91 (1982)] || langzaam, traag || Langzaam. Dat gaat langzaam [ZND 37 (1941)] III-4-4
lantaarn lantaarn: lantian (Zonhoven), latia.n (Zonhoven), latian (Zonhoven, ... ), latèan (Zonhoven), letia.n (Zonhoven) lantaarn [ZND 01 (1922)], [ZND 37 (1941)] III-2-1
lap lap: lap (Zonhoven, ... ), b.v. ne ~ stof.  lap (Zonhoven) lap || Sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 114 (2002)] || sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 86 (1981)] III-1-3
lap op een schoen huif: houf (Zonhoven), lap: lap (Zonhoven) huif: lapje leer op scheur in schoeisel || lap: schoenlap III-1-3
last last: làst (Zonhoven) last III-1-4