e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luiden voor de mis luiden: luien (Zonhoven), t luit al (Zonhoven) De klok luiden vóór de aanvang van de doordeweekse mis(sen). [N 96A (1989)] || Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] III-3-3
luiden voor een begrafenis voor een begrafenis luiden: t luidt vur een begroafenis (Zonhoven) Het luiden bij de begrafenis [t loet tsóm jraaf?]. [N 96A (1989)] III-3-3
luier doek: dok (Zonhoven), dòk (Zonhoven), luier: luier (Zonhoven), pisdoek: pisdòk (Zonhoven), windel: wéjnəl (Zonhoven) luier || luier (kinderdoek) [ZND 01u (1924)] || luiers; het kind wordt in de luiers gedaan [ZND 01u (1924)] III-2-2
luieren luieriken: leu.rike (Zonhoven) luieriken, luieren III-1-4
luiermand kindskorf: kenjskərəf (Zonhoven), kèn’sjkö.rref (Zonhoven) kindskorf, luiermand || korf of mand waarin de doeken of luiers van de kleine kinderen wordt bewaard? [ZND 37 (1941)] III-2-2
luilak lui beest: leu bīēëst (Zonhoven), lui varken: ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)  lø veͅrəkə (Zonhoven), luie lots: leu lóts (Zonhoven), luierik: leu.rik (Zonhoven), léúrik (Zonhoven), ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)  lø̄rek (Zonhoven), løͅərək (Zonhoven), luiwammes: leu.wammes (Zonhoven), onnutterik: ónnötterik (Zonhoven) luiaard || luie vrouw || luierik || luierik, luiaard || luilak [ZND 01 (1922)] || luiwammes III-1-4
luiportaal klokkenhuis: klokkenhouës (Zonhoven, ... ) De ruimte onder een naast de kerk staande toren. [N 96A (1989)] || Het luiportaal, vertrek of ruimte onder de toren waar de klokketouwen hangen. [N 96A (1989)] III-3-3
luisteren luisteren: gu lə:stərn (Zonhoven), ləəstərṇ (Zonhoven) goed luisteren [ZND 30 (1939)] || luisteren [ZND 01 (1922)] III-1-1
luns cale: kal (Zonhoven), leun: lø̄n (Zonhoven) Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.] II-11
lunsschijf rondelle: rǫnde̜l (Zonhoven) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen naaf en luns die de naafbus afsluit zodat er tijdens het rijden geen vet of smeer verloren gaat en er geen vuil de naafbus kan binnendringen. Bij modernere, metalen fabrieksassen werd de lunsschijf vervangen door een metalen, dopvormige moer die op de as wordt geschroefd en met behulp van een luns tegen losdraaien wordt vastgezet. Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) noemen dit type naafbus halfpatentbus. [N G, 50b; N 17, 64] II-11