24209 |
meerkoet |
bleshen:
bleshin (Q001p Zonhoven),
waterhen:
woͅtərhen (Q001p Zonhoven)
|
meerkoet
III-4-1
|
21273 |
meester |
meester:
hieje huljt veul va vaoder en moeder, van pa en ma, van noŋk en tant, vanne miester enne geboer, vanne schrijnewerker (Q001p Zonhoven),
hieje hult veul va vaor en moder, van pa en mem, van noŋk en tant, vanne Miester enne geboer, vannen tummerman (Q001p Zonhoven),
mi.stər (Q001p Zonhoven),
mi.štər (Q001p Zonhoven)
|
(school)meester [RND] || Hij houdt veel van Vader en Moeder, van Pa en Moe, van Oom en Tante, van Meester en Buurman, van den Timmerman [ZND 44 (1946)] || meester [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
28066 |
meester-opzichter |
chef-porion:
šɛf-porjõ̜ (Q001p Zonhoven
[(Zwartberg)]
[Zwartberg, Waterschei]),
šɛf-pǝrjǭ (Q001p Zonhoven [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Op elke verdieping is een chef-opzichter of meester-opzichter aangesteld. Hij voert het bevel over de opzichters. [N 95, 127; monogr.; N 95, add.; Vwo 235]
II-5
|
28006 |
meesterhouwer |
eerste ouvrier:
øjstǝ uvri (Q001p Zonhoven
[(Zwartberg)]
[Eisden])
|
Leider van een groepje arbeiders. Hij heeft veelal het toezicht over de nachtdienst. Volgens de informant van Q 15 kon de meesterhouwer toegevoegd worden aan een opzichter in de afdeling. Hij was dan meesterhouwer-hulpopzichter. Ook een vervoersregelaar-telefonist kon een meesterhouwer zijn. Zie ook het lemma Regelaar Vervoer. [N 95, 149a; monogr.; div.]
II-5
|
22951 |
meet: lijn waar het spel eindigt |
meet:
Ook gezegd: ao(n)kómstlijn *aankomstlijn, schrap *schrap, striep *streep.
mië.t (Q001p Zonhoven),
schrap:
Sub meet: ook gezegd: ao(n)kómstlijn *aankomstlijn, schrap *schrap, striep *streep.
schrap (Q001p Zonhoven)
|
Eindstreep.
III-3-2
|
22496 |
meetje steken |
dammen:
Verouderde benaming voor het huidige *schramschieten (z. ald.). Niets uit te staan met het modernere dambordspel (< Fr. dame): z. DCXT, deel III, p. 63 (o. peeschieten) en R. dam zijn.
damme (Q001p Zonhoven),
een brog schieten:
Ik ga n brog schieten: Ik ga mijn scheut op de koord gooien.
n brog schieten (Q001p Zonhoven),
schraampje schieten:
schremke schieten (Q001p Zonhoven),
Lijntje gooien; met een schijf (meestal een moerplaat) of geldstuk (z.o. scheut 5) proberen op een lijn, de schraam (z.o. *brog en schrap 3) te werpen, op +- 5 à 7 m. van de werpers verwijderd. Wie het dichtst bij de lijn of op de lijn ligt, wint de inzet. Ligt men even dicht bij de lijn of met evenveel schijven of geldstukken op de lijn, dan moet er herkanst worden (z.o. *kabelen).
schrémke, schrië.mke schīē.ëte (Q001p Zonhoven),
Sub schram.
schramke [schremkə} schieten (Q001p Zonhoven)
|
*Schramschieten: *Schraampje schieten. || [Schram schieten]. || Dammen2: Met muntstukjes naar een lijn gooien; wie er het kortst bij is, wint de inzet. || het spel waarbij men centen werpt in een bepald vak [meetje steken, mitjezzen, flikken] [N 112 (2006)] || Spel.
III-3-2
|
22929 |
meetje steken add. |
brog:
Als men erop ligt zegt men: t is brog.
broch/k (Q001p Zonhoven),
hak:
Oere scheu.t lie.ët èn den hák: Je schijf (moerplaat, geldstuk) ligt buiten de toegelaten zone. (Men heeft zichzelf a.h.w. een hak gezet.)
hák (Q001p Zonhoven),
Uwe scheut ligt (in den) hak.
hak (Q001p Zonhoven),
scheut:
scheu.t (Q001p Zonhoven)
|
*Brog: (Schram schieten) De streep/koord waarnaar men moet gooien met de scheuten/rondellen (zie schram). || Hak4: Ruimte naast de schrap bij het lijntje gooien (*schramschieten). || IV. Hak: (Schram schieten) De ruimte naast de koord. || Scheut: *5. Moerplaat (schijf) of geldstuk waarmee geworpen wordt bij het *schramschieten (z. ald.). of *stopje schieten (z.o. stop1, (2).
III-3-2
|
24211 |
meeuw, algemeen |
meef:
my(3)̄f (Q001p Zonhoven)
|
zeemeeuw
III-4-1
|
21882 |
meevaller |
chance (fr.):
schance (Q001p Zonhoven)
|
een voordeel dat bij toeval verkregen wordt [trek, roef, roefel, brentje, hasard, bijval] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22458 |
mei |
mei:
mee.j (Q001p Zonhoven),
De mei steken.
mɛ̄j (Q001p Zonhoven),
meiboom:
meeboem (Q001p Zonhoven)
|
de tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw [N 112 (2006)] || II. Mei: **Meiboom op een nieuw huis als het gebint klaar is. || Mei: **2. Meiboom (op de nok, na voltooiing van de ruwbouw).
III-3-2
|