e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meisjesondergoed mdchensondergoed: metskesonnergoed (Zonhoven) Ondergoed voor meisjes. [DC 62 (1987)] III-1-3
meisjesoog (coreopsis) maagdesogen: miëchtensōēge (Zonhoven), miëchtesōēge (Zonhoven) coreopsis (bloem) III-2-1
melaatsheid melaatsheid: melaatsheid (Zonhoven) Melaatsheid: lepra, in de huid ontstaan knobbels; de ziekte kan tot afschuwelijke verminkingen leiden (leproosheid, lepra, melaats, lazerij). [N 107 (2001)] III-1-2
melde melde: melde (Zonhoven) ganzenvoet III-4-3
melden (kaartterm) melden: nogal ongunstig of spottend: wa kwaam er och wer mejelden  mejelden (Zonhoven), roepen: kaartspel  roepe (Zonhoven) Melden. (in welke betekenis wordt dat woord gebruikt? Geef de uitdrukking waarin het voorkomt, b.v. bij het kaartspelen, enz.). [ZND 38 (1942)] III-3-2
melganzenvoet melde: z. L.J. p. 65-66  mië.l⁄t (Zonhoven) (mel)ganzenvoet III-4-3
melganzevoet melde: miɛ.ltj (Zonhoven), mi̯ɛlt (Zonhoven), murit: mȳǝrit (Zonhoven) Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.] I-5
melig te rijp: WLD  te rijp (Zonhoven, ... ) Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)] III-2-3
melk melk: mø.lǝk (Zonhoven), mølǝk (Zonhoven), mø̄.lǝk (Zonhoven), mø̜lǝk (Zonhoven), mɛlk (Zonhoven), mɛlǝk (Zonhoven) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
melkafromer afromer: ō.frumǝr (Zonhoven), ontromer: ontrumǝr (Zonhoven), romer: rumǝr (Zonhoven) De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.] I-11